3
Selecteer <DHCP>.
Als u niet met DHCP/BOOTP/RARP een IP-adres wilt toewijzen
●
Selecteer <Uit>. Als u <DHCP> selecteert terwijl deze services niet beschikbaar zijn, zal het apparaat
tijd en communicatiebronnen verspillen door in het netwerk te zoeken naar deze services.
4
Controleer of <Auto IP> is ingesteld op <Aan>.
●
Als <Uit> is geselecteerd, verandert u dit in <Aan>.
5
Selecteer <Toepassen>.
●
IP-adressen die worden toegewezen via DHCP vervangen het adres dat is verkregen via Auto IP.
Handmatig een IP-adres invoeren
1
Selecteer <Automatisch verkrijgen> en selecteer <Uit>
verkrijgen)>.
2
Selecteer <Handmatig verkrijgen>.
3
Voer <IP-adres>, <Subnetmasker> en <Gatewayadres> in, en selecteer <Toepassen>.
5
Start de machine opnieuw op.
●
Schakel het apparaat uit, wacht minimaal 10 seconden en schakel het apparaat weer in.
Controleren of de instellingen juist zijn
●
Controleer of het scherm van de UI op afstand kan worden weergegeven op uw computer (
afstand starten(P. 441) ). Als er geen computer beschikbaar is, kunt u de verbinding controleren met
behulp van het bedieningspaneel (
Als u het IP-adres hebt gewijzigd na de installatie van het printerstuurprogramma
●
Als de MFNP poort wordt gebruikt, wordt de verbinding gehandhaafd zolang het apparaat en de computer
tot hetzelfde subnet behoren. Daarom hoeft u geen nieuwe poort toe te voegen. Als de standaard TCP/IP
poort wordt gebruikt, moet u een nieuwe poort toevoegen.
*
Als u niet weet welke poort u gebruikt., raadpleeg dan
De netwerkverbinding testen
1
Selecteer <Menu> in het scherm Start.
2
Selecteer <Voorkeuren>
●
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, voert u de juiste combinatie van ID en pincode in.
het apparaat(P. 127)
Instellen
De netwerkverbinding testen(P. 31) ).
De printerpoort controleren(P. 793) .
Startscherm(P. 116)
<Netwerk>.
31
<Toepassen> in <Instell. IP-adres (Autom.
Printerpoorten configureren(P. 42)
De UI op
Aanmelden bij