<Open systeem>
Hiermee stelt u de verificatiemethode in op Open systeem, ook wel "open verificatie" genoemd.
<Gedeelde sleutel>
Gebruikt de WEP-sleutel als wachtwoord.
Als <Open systeem> is geselecteerd
●
Wanneer u verbinding maakt met een draadloos LAN, treedt er op het apparaat een verificatiefout op
als op de draadloze router verificatie met een gedeelde sleutel is ingeschakeld. Als dat gebeurt, wijzigt
de machine de instelling automatisch naar <Gedeelde sleutel> en probeert opnieuw verbinding te
maken.
3
Selecteer de WEP-sleutel die u wilt wijzigen.
●
Selecteer de WEP-sleutel (1 tot 4) en selecteer <Bewerken>.
●
U kunt maximaal vier WEP-sleutels opslaan.
4
Voer de netwerksleutel in die u hebt opgeschreven.
●
Voer de netwerksleutel in en selecteer <Toepassen>.
5
Selecteer de gewenste WEP-sleutel.
●
Selecteer de WEP-sleutel die u hebt bewerkt en selecteer <Registreren>.
WPA-PSK of WPA2-PSK gebruiken
1
Selecteer <WPA/WPA2-PSK>.
2
Selecteer een encryptiemethode.
<Automatisch>
Hiermee wordt automatisch AES-CCMP of TKIP geselecteerd, afhankelijk van de instelling van de
draadloze router.
<AES-CCMP>
Hiermee wordt AES-CCMP ingesteld als de coderingsmethode.
3
Voer de netwerksleutel in die u hebt opgeschreven.
●
Voer de netwerksleutel in en selecteer <Toepassen>.
Instellen
26