3
Tik op [Druk af].
4
Selecteer dit apparaat bij [Printer].
●
De printers in het netwerk worden hier weergegeven. Selecteer deze machine in deze stap.
●
Het scherm voor het selecteren van de machine in [Printer] wordt niet weergegeven voor toepassingen
die AirPrint niet ondersteunen. U kunt dan ook niet draadloos afdrukken vanuit deze programma's.
5
Geef de gewenste afdrukinstellingen op.
●
De beschikbare instellingen en papierformaten verschillen afhankelijk van de toepassing die u gebruikt.
6
Tik op [Druk af].
➠
Het afdrukken wordt gestart.
De afdrukstatus controleren
●
Druk tijdens het afdrukken twee keer op de Home-knop van het Apple-toestel
Afdrukken vanaf een Mac
1
Zorg ervoor dat de machine is ingeschakeld en verbinding heeft met de Mac.
●
Raadpleeg
De netwerkomgeving instellen(P. 12) voor informatie over hoe u dit kunt controleren.
2
Voeg de machine aan uw Mac toe via [Systeemvoorkeuren]
●
Als het apparaat reeds is toegevoegd, is deze bewerking niet nodig.
3
Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer.
●
De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer
informatie de gebruikshandleiding of de Help van het programma dat u gebruikt.
4
Selecteer het apparaat in het dialoogvenster afdrukken.
●
De printers die verbonden zijn met de Mac, worden weergegeven. Selecteer deze machine in deze stap.
5
Geef de gewenste afdrukinstellingen op.
Koppelen aan mobiele apparaten
357
tik op [Druk af].
[Printers en scanners].