je hebt gelopen en druk op OK. De kalibratiefactor is bijgewerkt.
Let op: de intervaltimer kan tijdens de kalibratie niet worden gebruikt. Als je de intervaltimer hebt
ingeschakeld, zal het horloge je vragen om deze uit te schakelen zodat handmatige kalibratie van de
loopsensor mogelijk is. Na het kalibreren kun je de timer inschakelen vanuit het snelmenu van de
pauzemodus.
Kalibratiefactor: Stel de kalibratiefactor handmatig in als je de factor kent, zodat de afstand exact wordt
l
weergegeven.
Zie
Een Polar loopsensor met Grit X/Vantage M/Vantage V kalibreren
en automatisch kalibreren van een loopsensor.
EEN FIETSSENSOR MET JE HORLOGE KOPPELEN
Voordat je een trapfrequentiesensor, snelheidssensor of vermogenssensor van een andere fabrikant koppelt, moet je
controleren of de sensor goed is geïnstalleerd. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bij je sensor voor meer informatie over
de installatie.
Zorg ervoor dat de nieuwste firmware is geïnstalleerd op zowel je horloge als op je vermogenssensor van een
andere fabrikant. Heb je twee vermogenszenders, dan moet je de zenders een voor een koppelen. Nadat je
de eerste zender hebt gekoppeld, kun je meteen de tweede koppelen. Controleer de apparaat-ID aan de
achterzijde van elke zender om te zorgen dat je de juiste zenders kiest in de lijst.
1. Ga op je horloge naar Algemene instellingen > Koppelen en synchr. > Koppel sensor of ander app. en
druk op OK.
2. Het horloge begint te zoeken naar je sensor. Trapfrequentiesensor: Draai de crank enkele keren om de sensor
te activeren. Het knipperende rode lampje van de sensor geeft aan dat de sensor geactiveerd is.
Snelheidssensor: Draai het wiel enkele keren om de sensor te activeren. Het knipperende rode lampje van de
sensor geeft aan dat de sensor geactiveerd is. Vermogenssensor van andere fabrikant : draai de cranks om de
zenders uit de slaapstand te halen.
3. Zodra de sensor is gevonden, verschijnt de apparaat-ID. Druk op OK om het koppelen te starten.
4. Koppelen voltooid verschijnt als dit gelukt is.
Fietsinstellingen
1. Sensor gekoppeld aan: wordt weergegeven. Kies Fiets 1, Fiets 2 of Fiets 3. Bevestig je keuze door op OK te
drukken.
2. Wielmaat instellen verschijnt als je een snelheidssensor of vermogenssensor met snelheidsmeter hebt
gekoppeld. Stel de maat in en druk op OK. Je kunt een maat instellen van 100 mm tot 3999 mm.
3. Cranklengte: Stel de cranklengte in millimeters in. Deze instelling is alleen zichtbaar als je een vermogenssensor
hebt gekoppeld.
Wielmaat bepalen
De instellingen voor de wielmaat zijn een vereiste voor de juiste fietsinformatie. Je kunt de wielmaat van je fiets op twee
manieren bepalen:
Manier 1
Meet het wiel handmatig voor een zo nauwkeurig mogelijk resultaat.
l
Gebruik het ventiel om het punt waarop het wiel de grond raakt, te markeren. Teken een lijn op de grond om dat
l
punt te markeren. Rijd je fiets vooruit op een vlakke ondergrond en laat het wiel één keer helemaal ronddraaien.
voor gedetailleerde instructies voor het handmatig
91