4.6 Controlelijsten voor leidingen
en vonken kunnen ontstaan. De belastingen op de flenzen van het leidingsysteem, in-
clusief de belasting door de thermische uitzetting van de leidingen, mogen de belas-
tinggrenzen van de pomp niet overschrijden.
•
Risico van dodelijk of ernstig persoonlijk letsel en schade aan eigendommen. Bevesti-
gingsmiddelen zoals bouten en moeren zijn essentieel voor het veilig en betrouwbaar
gebruik van het product. Zorg voor juist gebruik van de bevestigingsmiddelen tijdens
installatie of hermontage van de eenheid.
VOORZICHTIG:
Verplaats de pomp niet naar de buis. Dit kan de definitieve uitlijning onmogelijk maken.
VOORZICHTIG:
Forceer leidingen nooit op hun plek door kracht uit te oefenen op de flenzen of de pomp.
Hierdoor kan gevaarlijke spanning op de eenheid komen te staan en kan de uitlijning tus-
sen pomp en aandrijving verstoord raken. Spanning op de leiding heeft een negatief effect
op de werking van de pomp en kan leiden tot lichamelijk letsel en schade aan de appara-
tuur.
OPMERKING:
Varieer de capaciteit altijd met de regelklep in de afvoerleiding. Smoor nooit de stroom van-
af de aanzuigkant. Deze actie kan leiden tot verminderde prestaties, onverwachte warmte-
ontwikkeling en schade aan apparatuur.
Richtlijnen voor leidingen
Richtlijnen voor leidingen zijn te vinden in het document Hydraulic Institute Standards dat beschik-
baar is via: Hydraulic Institute, 9 Sylvan Way, Parsippany, NJ 07054-3802, VS. Lees dit document
voordat u de pomp installeert.
Uitlijningscriteria voor pompflenzen
Type
Criteria
Axiaal
De dikte van de flenspakking is ± 0,8 mm | 0,03 in.
Parallel
Lijn de flens zo uit dat deze binnen 0,001 mm per mm l in. per in. van de flensdiameter tot max.
0,8 mm l 0,03 blijft.
Concentrisch U kunt de flensbouten eenvoudig met de hand installeren.
De bovenstaande criteria zijn gebaseerd op de volgende referenties van APR RP 686, 2de editie:
4.6.3 De machine- en leidingflensvlakken moeten parallel lopen met een afwijking van minder dan 10
micrometer per centimeter | 0,001 in. per in. van de buitendiameter van de leidingflens tot een maxi-
mum van 750 micrometer | 0,030 in. Voor buitendiameters van leidingflensen kleiner dan 25 cm | 10
in., moeten de flensen parallel zijn tot 250 micrometer | 0,010 in. of minder. Voor speciale machines
moeten de afstandsmetingen van de leidingflensen tot de machineflensen worden genoteerd op het
formulier leidinguitlijning, zie figuur B.4. Voor flensen met verhoogde vlakken, moeten voelermaatme-
tingen genomen worden van het verhoogde vlak. Voor flensen met platte vlakken, moeten voeler-
maatmetingen genomen worden van de buitendiameter van de flens.
4.6.4 De afscheiding van het flensvlak moet binnen de pakkingsafstand liggen ±1,5 mm | 1/16 in. Er
dient slechts een pakking per flensaansluiting gebruikt worden.
32
•
Gebruik alleen bevestigingsmiddelen met de juiste afmetingen en van het juiste
materiaal.
•
Vervang alle verroeste bevestigingsmiddelen.
•
Zorg dat alle bevestigingsmiddelen goed zijn vastgedraaid en dat er geen ont-
breken.
Model 3700i API610 / Type OH2 Handleiding voor installatie, bediening en onderhoud