8 Parameters en mogelijke parameterwaarden
8.6 Speciale parameters
8
8�6�15 Looptijdbewaking
De SEVEN-aandrijvingen hebben standaard een interne looptijdbewaking. Daarbij wordt bij het
eerste verplaatsen van de aandrijving na de eindpositie-instelling via een traject van minimaal 3%
van het totale steltraject de looptijd (met inachtneming van de werkelijke motorfrequentie of het
aandrijftoerental) gemeten en niet vluchtig opgeslagen.
Er wordt bij het verplaatsen dan voortaan gecontroleerd of de in de looptijd bereikte positie plausibel
is. Toleranties op basis van verschillende belastingverhoudingen en meetonnauwkeurigheden bij
de positiemeting worden daarbij in acht genomen. Als de verwachte positie niet binnen de tijd wordt
bereikt, dan gaat de aandrijving in de status "storing" en verschijnt de melding "looptijdfout".
Deze interne bewaking kan worden uitgezet, d.w.z. dat een looptijdoverschrijding niet tot een
storingsmelding leidt. Dit kan nuttig zijn voor speciale toepassingen.
Looptijdbewaking
Looptijdbewaking aan
Controle van de looptijd.
Looptijdbewaking uit
Geen controle van de looptijd.
Bij levering is de looptijdbewaking ingeschakeld.
8�6�16 Eindpositietoerental
De actuator loopt binnen de eindpositiebereiken met een voor elk apparaat vast eindpositietoeren-
tal, om dan, na het verlaten van het eindpositiebereik over te schakelen op het ingestelde toerental.
Bij zeer lange totaallooptijden kan het wenselijk zijn dat de aandrijving zo snel mogelijk, nog voor
het verlaten van het eindpositiebereik, naar het ingestelde, typisch hoge toerental schakelt. Het kan
ook noodzakelijk zijn dat bij het rijden in de eindpositiebereiken de aandrijving zo lang mogelijk met
het ingestelde toerental loopt, om dan in de eindpositie snel te stoppen.
Zie ook "Parameter eindpositiebereik" op pagina 65 en "Toerentallen/steltijden parametreren" op
pagina 41.
Eindpositietoerental
Normaal
Snelstart
Snelstart/-stop
Normaal
Bij trajectafhankelijke en koppelgestuurde
uitschakeling loopt de aandrijving
■
uit de eindpositie met het kleinste toerental,
ca. 1 sec. (afb. 1: curve a), om dan op het
eindpositietoerental over te schakelen, zie b;
■
tussen de eindpositiebereiken met het inge-
stelde toerental. Dit is gewoonlijk hoger dan
het eindpositietoerental (curve c). Het toeren-
tal kan ook lager worden ingesteld,
zie curve d;
■
in de eindpositie met het "normale" eindpositie-
toerental (e).
Pagina 90
SIPOS SEVEN: PROFITRON, HiMod
Aan
Uit
Afb� 1: eindpositietoerental 'normaal'
Gebruiksaanwijzing
Y070.302/NL