05
122
Veiligheid
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd
bij het afzetten van het contact.
Het kan op elk moment gedeactiveerd worden
door de stand "Normaal" of een andere
rijstand te selecteren.
Rijadviezen
Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen voor
het gebruik op verharde wegen, maar u
kunt er ook mee uit de voeten op minder
goed begaanbare wegen.
Uw auto is echter geen terreinauto,
en is niet ontworpen voor de volgende
omstandigheden:
-
het rijden in terreinen die de
onderzijde van de auto zouden kunnen
beschadigen of waarin onderdelen
(brandstofleiding, brandstofkoeler, ...)
geraakt zouden kunnen worden door
stenen of andere objecten,
-
het rijden in terrein met steile hellingen
en weinig grip,
-
het doorwaden van beekjes en
stroompjes, enz.
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra bescherming
van de bestuurder en passagier bij frontale en
zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding
zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor
dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra
het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van de
inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee
de veiligheid.
Vastmaken
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
F Controleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.
In hoogte verstellen
F Knijp de knop A in en schuif deze in de
gewenste stand om het bevestigingspunt in
hoogte te verstellen.
Veiligheidsgordels achter