06
164
Rijden
Zodra er informatie over de snelheidslimiet
wordt ontvangen, geeft het systeem de waarde
weer.
"MEM" knippert en er verschijnt een melding
– snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar
geactiveerd – het systeem stelt voor om
de snelheidslimiet in te stellen als nieuwe
snelheid.
Beperkingen van de werking
De regelgeving met betrekking tot
snelheidslimieten verschilt per land.
Het systeem houdt geen rekening met lagere
snelheidslimieten die in de volgende gevallen
van kracht kunnen zijn:
-
slecht weer (regen, sneeuw),
-
luchtvervuiling,
-
het trekken van een aanhanger,
-
rijden met een noodreservewiel of
sneeuwkettingen,
-
rijden met een band die met een
bandenreparatieset is gerepareerd,
-
beginnende bestuurders enz.
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
slecht zicht (slecht verlichte weg,
sneeuwval, regen, mist),
-
gedeelte van de voorruit vóór de camera
vuil, beslagen, bevroren, bedekt door
sneeuw, beschadigd of bedekt door een
sticker,
-
storing van de camera,
-
verouderde of onjuiste kaartgegevens,
-
afgeschermde of onleesbare borden (door
andere voertuigen, vegetatie, sneeuw),
-
snelheidslimietborden die niet aan de norm
voldoen, of die beschadigd of vervormd zijn.
Advies
Naast de snelheidslimietherkenning kan
de bestuurder de weergegeven snelheid
als snelheidsinstelling aanhouden voor de
snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar met
behulp van de instelknop op de hendel van de
snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie
over de snelheidsbegrenzer, de
snelheidsregelaar of de adaptieve
snelheidsregelaar.
Stuurkolomschakelaars
1.
Selecteren van de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar.
2. Opslaan van de ingestelde snelheid.
Weergave op het instrumentenpaneel
3. Weergave van de snelheidslimiet.
4. Suggestie om de snelheid op te slaan.
5. Huidige snelheidsinstelling.