Verlichting vóór
Uitvoering met "Full led"-koplampen
1.
Richtingaanwijzers (LED).
2. Dimlicht/grootlicht (LED).
3. Dagrijverlichting/parkeerlichten (LED).
4. Mistlampen (LED).
5. Aanvullende verlichting (LED).
Raak de "Full led"-lampen niet aan.
Elektrocutiegevaar!
Neem contact op met het netwerk van het
merk of een gekwalificeerde werkplaats.
Uitvoering met halogeenlampen en
uitvoering met xenonlampen
1.
Dimlicht/grootlicht (D5S 25W)
2. Richtingaanwijzers (PY21W).
3. Aanvullende grootlicht (H7).
4. Dagrijverlichting/parkeerlichten (LED).
5. Mistlampen (LED).
Openen van de motorkap/toegang tot de lampen
Ga voorzichtig te werk bij een warme
motor – Kans op brandwonden!
Houd rekening met voorwerpen of kleding
die vlam kunnen vatten of in de propeller
van de motorventilator kunnen komen –
Kans op beknelling!
Elektrocutiegevaar
Het vervangen van een xenonlamp
(D5S) moet worden uitgevoerd door het
dealernetwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
In geval van pech
Richtingaanwijzers
Sneller knipperen van de
richtingaanwijzerlamp (links of rechts)
betekent dat één van de lampen aan die
zijde defect is.
F Trek aan de borglip om de beschermkap te
verwijderen.
F Draai de lampsteun linksom.
F Verwijder de lamp en lamphouder naar
achteren toe.
F Vervang de gloeilamp.
Voer het monteren in de omgekeerde volgorde
uit.
De amberkleurige lampen, zoals die van
de richtingaanwijzers, moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde
kleur en specificaties.
08
251