Opnieuw inschakelen van de functie
Uitvoeringen met handgeschakelde
versnellingsbak
Om de functie opnieuw in te schakelen moet
de bestuurder het gaspedaal intrappen, harder
gaan rijden dan 30 km/h en vervolgens op toets
2, 3 of 4 drukken.
Uitvoeringen met automatische transmissie
EAT6
Na het afremmen van de auto waardoor deze
tot stilstand is gebracht, zorgt het systeem dat
de auto blijft stilstaan; de snelheidsregelaar
wordt onderbroken.
De bestuurder moet het gaspedaal intrappen
om weg te rijden en vervolgens het systeem
heractiveren door harder te rijden dan 5 km/h
en toets 2, 3 of 4 in te drukken.
Als de bestuurder geen actie onderneemt nadat
de auto tot stilstand is gekomen, wordt na een
korte periode (ca. 5 minuten) automatisch de
elektrische parkeerrem geactiveerd.
Uitvoeringen met automatische transmissie
EAT8
Na het afremmen van de auto waardoor deze tot
stilstand is gebracht, wanneer de verkeerssituatie
het onmiddellijk opnieuw inschakelen van de auto
niet toelaat, moet de bestuurder het opnieuw
inschakelen van de auto bevestigen door toets 4
in te drukken of het gaspedaal in te trappen.
Als de bestuurder geen actie onderneemt nadat
de auto tot stilstand is gekomen, wordt na een
korte periode (ca. 5 minuten) automatisch de
elektrische parkeerrem geactiveerd.
Wacht om veiligheidsredenen tot de
huidige snelheid de ingestelde snelheid
heeft bereikt voordat u de functie opnieuw
inschakelt met toets 4.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
De ingestelde snelheid kan worden gewijzigd
als bij draaiende motor de snelheidsregelaar is
geactiveerd (groen).
Wijzigen op basis van de actuele
wagensnelheid
F Herhaaldelijk kort indrukken van de toets
2 of 3 om de snelheid te verlagen of te
verhogen in stappen van 1 km/h.
F Ingedrukt houden van de toets 2 of 3 om
de snelheid te verlagen of te verhogen in
stappen van 5 km/h.
Let op: tijdens het ingedrukt houden van
de toets 2 of 3 kan de rijsnelheid snel
veranderen.
Wijzigen op basis van de
snelheidslimietherkenning
F De gedetecteerde snelheidslimiet wordt
weergegeven op het instrumentenpaneel.
F Druk één keer op de toets 5; er verschijnt
een melding ter bevestiging van het verzoek
om de snelheid op te slaan.
F Druk nogmaals op toets 5 om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Deze waarde verschijnt direct als nieuwe
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de snelheidslimietherkennings-
en snelheidsadviessysteem.
Om veiligheidsredenen is het raadzaam
een snelheid te selecteren die dicht bij
de actuele snelheid van uw auto ligt, om
bruusk accelereren of vertragen van de
auto te voorkomen.
Wijzigen van de ingestelde afstand
tot de voorligger
Er is keuze uit drie vaste instellingen voor de
afstand tot de voorligger:
-
"Ver" (3 streepjes).
-
"Normaal" (2 streepjes).
-
"Dichtbij" (1 streepje).
06
173
Rijden