Controleer voordat u de
voorruit reinigt (bijv. bij
een tankstation) of de re-
gensensor is uitgeschakeld of de
contactsleutel in stand STOP is ge-
draaid.
De
regensensor
moet
schakeld zijn als u de auto met de
hand wast of als de auto in een
wastunnel wordt gereinigd.
Schakel de regensensor
niet in als er ijs of sneeuw
op de voorruit zit, om be-
schadiging aan de ruitenwisser-
motor te voorkomen.
104
De regensensor is in staat om de vol-
gende omstandigheden te herkennen
en zijn gevoeligheid hieraan aan te
passen:
– vuil op het controle-oppervlak
(zoutaanslag, vuil enz.)
uitge-
– waterstrepen veroorzaakt door
versleten wisserrubbers
– verschil tussen dag en nacht (het
zicht wordt 's nachts sterker gehin-
derd door vocht op de ruit).
Storing in sensor
Bij ingeschakelde regensensor wordt,
als er een storing in de sensor is, de
intervalstand van de ruitenwissers in-
geschakeld op de ingestelde gevoelig-
heid, ongeacht of er regen op de ruit
aanwezig is.
Het display op het instrumentenpa-
neel geeft de storing in de sensor aan
door middel van het bericht "DE-
FECT REGENSENSOR – BEZOEK
EEN WERKPLAATS"; de storings-
melding blijft weergegeven zolang de
sensor is ingeschakeld. In dat geval is
het raadzaam de regensensor uit te
schakelen en de ruitenwissers, indien
nodig, in te schakelen in de continu-
stand (1
of 2
snelheid); wendt u ver-
e
e
volgens zo snel mogelijk tot de Lan-
cia-dealer.