Als het systeem vanwege handma-
tige instellingen de gewenste tempe-
ratuur in de verschillende ruimtes
niet meer kan garanderen en hand-
haven, knippert de ingestelde tem-
peratuur om aan te geven dat het
systeem op een probleem is gestoten
en dooft automatisch ook het
opschrift AUTO.
Voor het hervatten van de automa-
tische werking van de aanjager na
een handmatige instelling (één of
meerdere), moet toets AUTO wor-
den ingedrukt.
156
Toets MONO
(ingestelde temperaturen en
luchtverdeling synchroniseren)
(16 fig. 117)
Als u toets MONO indrukt, wordt
de temperatuur en de luchtverdeling
in de passagiersruimte voor/achter
automatisch gesynchroniseerd met
die aan de bestuurderzijde, waarna
u in de twee gedeelten dezelfde tem-
peratuur en de luchtverdeling kunt
instellen met de draaiknop a
bestuurderszijde. Met deze functie kan
de temperatuur in het interieur mak-
kelijk geregeld worden, als alleen de
bestuurder in de auto zit.
De gescheiden regeling van de tem-
peratuur en de luchtverdeling wordt
automatisch weer hervat als u draai-
knop 8 (fig. 117) of 1 (fig. 118) voor
de instelling van de temperatuur in
de passagiersruimte voor/achter
draait of nogmaals op de toets
MONO 16 (fig. 117) drukt als het
lampje op de toets brandt.
Toets REAR (inschakeling bedie-
ningspaneel achter)
(11 fig. 117)
Als u op de toets
wordt het bedieningspaneel achter
ingeschakeld en is het bedieningspa-
neel van de passagier voor niet meer
beschikbaar. De achterpassagiers
kunnen zo de gewenste temperatuur,
luchtverdeling en aanjagersnelheid
instellen.
an
Als het bedieningspaneel achter
beschikbaar is, brandt het lampje op
de toets REAR.
BELANGRIJK De aanjagersnel-
heid kan handmatig gewijzigd wor-
den met het bedieningspaneel ach-
ter, indien beschikbaar, maar is
altijd voor beide ruimtes in het inte-
rieur hetzelfde.
REAR drukt,