BELANGRIJK Het systeem kan
alleen worden ingeschakeld als de
snelheid van de auto tussen 30 en
160 km/h ligt en wordt automatisch
uitgeschakeld als het rempedaal
wordt ingetrapt. Als de snelheid bij
ingeschakeld systeem onder 30
km/h zakt, wordt de bestuurder
door een geluidssignaal gewaar-
schuwd om de snelheidsregeling
weer te hervatten. Er is geen geluids-
signaal als de snelheid boven de 160
km/h uitkomt.
De
adaptieve
control mag uitsluitend
worden gebruikt als de
verkeersomstandigheden en het
traject van dien aard zijn dat,
over een voldoende lange afstand,
volledig veilig een constante snel-
heid kan worden aangehouden.
198
BEDIENINGSKNOPPEN (fig.
137)
De adaptieve cruise-control wordt
bediend met drie knoppen.
Daarnaast kan met het gaspedaal de
snelheid worden verhoogd en met
het rempedaal het systeem worden
uitgeschakeld.
Bedieningsknoppen:
– draaiknop A om het systeem in of
uit te schakelen en de gevoeligheid
in te stellen, d.w.z. de afstand tot de
auto die voor u rijdt in relatie tot de
snelheid.
– draaiknop B om de ingestelde
snelheid te verhogen/verlagen
cruise-
– knop C om de opgeslagen snel-
heid op te roepen.
fig. 137
Draaiknop A kan in vier standen
worden gezet:
OFF in deze stand is het systeem
uitgeschakeld
afstand tot de auto die voor u
x
rijdt wordt vergroot
tussengelegen afstandsniveau
x
tot de auto die voor u rijdt
x
de afstand tot de auto die voor
u rijdt wordt verkleind.
De afstand tussen twee auto's
neemt geleidelijk toe naarmate de
snelheid van de auto hoger wordt in
relatie tot het ingestelde niveau.
BELANGRIJK Als u de contact-
sleutel in stand
STOP zet of de
draaiknop A in stand
OFF, dan
wordt de opgeslagen snelheid gewist
en het systeem uitgeschakeld. Om de
werking weer in te schakelen moet u
de draaiknop A in stand OFF zetten
en het systeem opnieuw instellen.