Zet draaiknop B in stand ( +) om
de snelheid op te slaan of om de
ingestelde snelheid te verhogen.
Zet draaiknop B in stand (–) om de
ingestelde snelheid te verlagen.
Telkens als u draaiknop B bedient,
wordt de snelheid met 1 km/h ver-
hoogd of verlaagd. Als de draaiknop
gedraaid wordt gehouden, verandert
de snelheid continu. De nieuwe snel-
heid wordt automatisch opgeslagen.
Met knop C (RCL) kan de opgesla-
gen snelheid worden opgeroepen.
BELANGRIJK Als de contactsleu-
tel in stand STOP of de schakelaar
A in stand OFF wordt gedraaid,
wordt de opgeslagen snelheid gewist
en het systeem uitgeschakeld.
SNELHEID OPSLAAN
Zet draaiknop A in stand ON en ga
op de normale manier met de
gewenste snelheid rijden. Zet draai-
knop B ten minste drie seconden in
stand (+) en laat de knop los. De
snelheid van de auto is opgeslagen
en het gaspedaal kan worden losge-
laten.
De auto blijft vervolgens constant
met de ingestelde snelheid rijden,
totdat zich één van de volgende
omstandigheden voordoet:
– intrappen rempedaal
– intrappen koppelingspedaal
–als de versnellingspook per onge-
luk in stand N wordt geplaatst.
BELANGRIJK Indien nodig (bij-
voorbeeld bij inhalen) kan de snel-
heid simpel verhoogd worden door
het intrappen van het gaspedaal. Als
u daarna het gaspedaal loslaat,
wordt de opgeslagen snelheid weer
aangehouden.
OPGESLAGEN SNELHEID
OPROEPEN
Als het systeem wordt uitgescha-
keld door bijvoorbeeld het intrappen
van het rem- of koppelingspedaal,
kan de opgeslagen snelheid op de
volgende manier worden opgeroe-
pen:
– geef geleidelijk gas totdat de snel-
heid ongeveer gelijk is aan de opge-
slagen snelheid
– schakel de versnelling in die inge-
schakeld was op het moment van het
opslaan van de snelheid (4
versnelling)
– druk op knop C (RCL).
OPGESLAGEN SNELHEID VER-
HOGEN
De opgeslagen snelheid kan op
twee manieren worden verhoogd:
– trap het gaspedaal in en sla de
nieuwe snelheid op (houd draaiknop
B langer dan 3 seconden gedraaid)
, 5
of 6
e
e
e
195