Voorbereiding van de patiënt op invasieve drukbewaking
OPMERKING
Als er luchtbelletjes in het slangensysteem
verschijnen, moet u het systeem nogmaals met
de infuusoplossing doorspoelen. Luchtbelletjes
kunnen leiden tot onjuiste drukmetingen.
De volgende tips leiden tot optimale
bewakingsresultaten voor invasieve druk, maar
mogen niet worden gebruikt ter vervanging van
door het ziekenhuis goedgekeurde praktijken of
aanbevelingen van de fabrikant.
Weergave invasieve druk
Op de Cockpit bestaat de weergave voor invasieve
druk uit het volgende:
Parameterveld voor invasieve druk
OPMERKING
In de volgende afbeelding ziet u een gangbare
indeling van een parameterveld. De indeling kan
veranderen als er aanvullende parameters
worden weergegeven. Zie "Parametervelden"
op pagina 85 voor meer informatie.
In parametervelden worden parameterwaarden ge-
rapporteerd en wordt de alarmstatus van parame-
ters aangegeven. In parametervelden kunnen ook
technische omstandigheden zoals losgeraakte
sensors, enz. worden gerapporteerd. Zie het hoofd-
stuk "Probleemoplossing" op pagina 519 voor ge-
detailleerde informatie over de inhoud van parame-
tervelden voor elke parameter.
De inhoud van de parametervelden voor de inva-
sieve druk is afhankelijk van het feit of de parameter
al dan niet pulsatiel is. Parametervelden voor de pul-
satiele drukken (GD1, GD2, GD3, GD4, ART, AOR,
Gebruiksaanwijzing – Infinity
®
Acute Care System – Bewakingstoepassingen – VG8.0
– Let tijdens de voorbereiding van de patiënt
goed op dat er geen luchtbelletjes in de sensor
of de plugkraan voorkomen.
– Kies voor een maximale signaalsterkte de kortst
mogelijke lengte van drukslang. Kortere
slangen verminderen de signaaldemping, maar
zijn gevoeliger voor artefacten door beweging.
Drukslangen met hogere druk beperken
signaaldemping.
– Plaats de transducer zo dat deze zich op dezelf-
de hoogte bevindt als het toepasselijke anato-
mische referentiepunt voor elke bewaakte druk.
– Parameterveld voor invasieve druk
– Invasieve drukcurve
FEM,GD5, GD6, GD7, GD8, AXL, RAD, UAP,
BRA, LV, PA, RV,) geven de systolische, diastoli-
sche en gemiddelde drukwaarden weer.
Parametervelden voor de niet-pulsatiele drukken
(LA, RA, CVD, ICP, ICP2, ICP3, ICP4, ABD, BDP,
OESO, FEMV, UVP, GPM) geven alleen de
gemiddelde drukwaarde weer.
Als de M540 een statische drukwaarde detecteert,
berekent het algoritme alleen de gemiddelde druk.
Een statische drukconditie treedt op als de maxi-
mum- en minimumwaarden van een pulsatiel druk-
signaal minder dan 3 mmHg (0,4 kPa) verschillen.
Invasieve druk (IP)
321