10.3
Onderhoudswerkzaamheden uitvoeren
i
Door de schommelende buitentemperatuur en
luchtvochtigheid is een rijpvorming of verij-
zing van de warmtewisselaar in de buiteneen-
heid normaal. De buiteneenheid start in het
normale bedrijf automatisch een ontdooibe-
werking.
De warmtepomp is zo geconstrueerd dat slechts enkele
onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden.
Deze onderhoudswerkzaamheden moeten één keer per
jaar of als resultaat van de inspectie uitgevoerd worden.
– Vuilzeven in het CV-circuit controleren en reinigen.
– Expansievat in het CV-circuit op werking controleren.
– Bij te weinig druk in het CV-circuit verwarmingswater
bijvullen (¬ hoofdst. 6.2).
– Controleren of de buiteneenheid in de winter door de
gebruiker regelmatig aan aanzuig- en uitblaaszijde
sneeuwvrij gehouden wordt.
10.3.1 Buiteneenheid reinigen
De reiniging van de buiteneenheid mag alleen met volle-
dig gemonteerde mantel gebeuren.
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door ondeskun-
dige reiniging!
Hogedrukreinigers kunnen de lamellen van de
warmtewisselaar achter het lamellenrooster
beschadigen.
> Gebruik voor de reiniging alleen een zachte
waterstraal.
> Reinig de mantel met een spons en warm water (max.
70 °C) en in de handel verkrijgbare huishoudelijke rei-
nigingsmiddelen zonder schurende bestanddelen in
waterachtige oplossing tot max. 2 %. Gebruik geen
chloor- of ammoniakhoudende sanitairreinigers!
Installatiehandleiding geoTHERM 0020106300_02
Inspectie en onderhoud 10
10.3.2 Condensaatafvoer reinigen
4
3
2
1
Afb. 10.1 Condensbak uittrekken
Legenda
1
Schroeven voor sokkelafscherming
2 Sokkelafscherming
3 Condensbak
4 Buiteneenheid
i
Verontreinigingen en ijs kunnen de conden-
saatbak in de buiteneenheid blokkeren.
> Demonteer de manteldelen en het voorste lamellen-
rooster (uitblaaszijde) van de buiteneenheid in omge-
keerde volgorde, zoals in ¬ hoofdst. 7.12 beschreven.
> Draai de schroeven (1) van de voorste sokkelafscher-
ming (2) uit en verwijder de sokkelafscherming.
> Trek de condensaatbak (3) onder de ventilator voor-
zichtig naar voren uit.
> Reinig het aansluitstuk.
> Controleer de afvoer op vrije doorgang. Reinig of ver-
vang deze eventueel.
> Plaats de condensbak.
> Monteer de manteldelen, zoals in ¬ hoofdst. 7.12
beschreven.
105