4-36
STIMULATIE THERAPIEËN
REFRACTAIRE PERIODE
A refractaire periode - zelfde kamer
Tweekamermodi
De Atriale Refractaire Periode levert een interval na een atriaal gestimuleerd of gedetecteerd
event waarbij bijkomende atriaal gedetecteerde events de timing van stimulatieafgifte niet
beïnvloeden.
De volgende opties zijn niet-programmeerbare intervallen voor tweekamermodi:
•
85 ms atriale refractaire periode na een atriaal gedetecteerd event
•
150 ms refractaire periode na een atriale stimulatie in de DDD(R) en DDI(R) modi
RV-refractaire periode (RVRP)
De programmeerbare RVRP levert een interval na een RV gestimuleerd event waarbij RV
gedetecteerde events de timing van stimulatieafgifte niet beïnvloeden.
Bovendien biedt een niet-programmeerbare refractaire periode van 135 ms een interval na
een RV gestimuleerd event waarbij bijkomende RV gedetecteerde events de timing van
stimulatieafgifte niet beïnvloeden.
De programmering en werking van de ventriculaire refractaire periode in de VVI(R)-modus stemt
overeen bij twee- en eenkamerapparaten. Eender welk event dat in de VRP valt, wordt niet
gedetecteerd of gemarkeerd (tenzij het in een ruisvenster valt) en beïnvloedt de timingcycli niet.
De RVRP is beschikbaar in elke modus waarin ventriculaire detectie ingeschakeld is, en RVRP op
een vast of een dynamisch interval kan geprogrammeerd worden (Figuur 4-23 op pagina 4-36):
•
Vast: RVRP blijft op de geprogrammeerde vaste RVRP-waarde tussen de LRL en
toepasselijke bovenste frequentiegrens (MPR, MTR of MSR).
•
Dynamisch: RVRP verkort wanneer de ventriculaire stimulatie toeneemt vanaf de LRL naar
de toepasselijke bovenste frequentiegrens waardoor er voldoende tijd is voor RV-detectie.
–
–
Dynamische
VRP verkort
Detectievenster
is geoptimaliseerd
Figuur 4-23. Relatie tussen ventriculaire frequentie en refractair interval
Voor een sterk detectievenster wordt er aangeraden de volgende refractaire waarde (vast of
dynamisch) te programmeren:
•
Eenkamermodi: kleiner dan of gelijk aan de helft van de LRL in ms
Maximum: als de stimulatiefrequentie lager dan of gelijk aan de Basisfrequentie is (bijv.
hysterese), wordt de geprogrammeerde Maximale VRP gebruikt als de RVRP.
Minimum: als de stimulatiefrequentie gelijk is aan de toepasselijke bovenste
frequentiegrens, wordt de geprogrammeerde Minimale VRP gebruikt als de RVRP.