4-42
STIMULATIE THERAPIEËN
INTERACTIES MET VENTRICULAIRE TACHYDETECTIE
INTERACTIES MET VENTRICULAIRE TACHYDETECTIE
Refractaire perioden en blankingintervallen maken integraal deel uit van het detectiesysteem van
de pulsgenerator. Ze worden gebruikt om detectie van pulsgenerator artefacten (bijv. stimulatie
of shock) en bepaalde intrinsieke signaalartefacten (bijv. T-golf of far-field R-golf) doeltreffend te
onderdrukken. De pulsgenerator maakt geen onderscheid tussen events die voorkomen tijdens
refractaire periode en blankingintervallen. Als gevolg daarvan worden alle events (pulsgenerator
artefacten, intrinsieke artefacten en intrinsieke events) die voorkomen tijdens een refractaire
periode of blankinginterval genegeerd met het oog op stimulatietimingcycli en ventriculaire
tachydetectie.
Bepaalde geprogrammeerde combinaties met stimulatieparameters staan gekend voor hun
interferentie met ventriculaire tachydetectie. Als een intrinsieke slag zich uit een VT voordoet
tijdens een refractaire periode van de pulsgenerator, zal de VT-slag niet gedetecteerd worden.
Als gevolg daarvan kunnen detectie en therapie van aritmieën vertraagd worden totdat
voldoende VT-slagen worden gedetecteerd om te voldoen aan de criteria voor tachydetectie
("Ventriculaire Detectievensters" op pagina 2-8).
Voorbeelden van combinaties met stimulatieparameters
De volgende voorbeelden tonen de effecten van bepaalde combinaties met stimulatieparameters
op ventriculaire detectie. Als de parameters voor stimulatie en tachydetectie van de
pulsgenerator geprogrammeerd worden, dient u de mogelijke interacties van deze functies in
overweging te nemen in het licht van vermoedelijke aritmieën. Het PRM-scherm geeft gewoonlijk
Waarschuwingen betreffende Parameterinteractie weer en adviserende berichten om u te
informeren over het programmeren van combinaties die met elkaar kunnen reageren en deze
scenario's veroorzaken; de interacties kunnen verholpen worden door de stimulatiefrequentie,
het AV-interval en/of refractaire/blankingperiodes opnieuw te programmeren.
Voorbeeld 1: Ventriculaire onderdetectie als gevolg van Ventriculaire Refractaire Periode
Als de pulsgenerator als volgt is geprogrammeerd, zal een VT die synchroon met de stimulatie
optreedt, niet gedetecteerd worden:
•
Bradymodus = VVI
•
LRL = 75 min
•
VRP = 500 ms
•
VT-zone = 150 min
In dit scenario biedt de pulsgenerator VVI-stimulatie op de LRL (800 ms). Elke ventriculaire
stimulatie wordt gevolgd door een VRP van 500 ms. VT-slagen die tijdens VRP voorkomen,
worden genegeerd met het oog op pacemakertiming en ventriculaire tachydetectie/-therapie.
Als een stabiele VT van 400 ms simultaan met ventriculaire stimulatie start, zal de VT niet
gedetecteerd worden omdat elke slag tijdens de VRP van 500 ms zal voorkomen, ofwel op
hetzelfde moment als de ventriculaire stimulatie of 400 ms na de stimulatie (Figuur 4-30 op
pagina 4-43).
OPMERKING: De VT hoeft niet simultaan met een stimulatie te starten voor onderdetectie. In
dit voorbeeld wordt alle stimulatie geïnhibeerd en tachydetectie vindt plaats zodra een enkele
VT-slag is gedetecteerd.
(800 ms)
-1
(400 ms)
-1