OPMERKING: Hoewel de V-A-intervalevaluatie helpt onderscheid te maken tussen ware
PMT (stabiele V-A-intervallen) en hoogfrequentie gedrag door sinustachycardie of normale
respons op beweging (typisch onstabiele V-A intervallen), is het mogelijk dat de intrinsieke
atriale frequentie van een patiënt voldoet aan de detectiecriteria van PMT. In die gevallen, als
PMT onderbreking ingeschakeld is, zal het algoritme het ritme tot PMT verklaren en PVARP
verlengen op de 16e cyclus.
OPMERKING: Omdat retrograde geleidingsperioden kunnen variëren gedurende het leven
van een patiënt door veranderingen in medische toestand, zijn soms veranderingen in de
programmering nodig.
Als retrograde geleiding blijkt uit een opgeslagen EGM, kunt u het elektrogram evalueren en/of
een drempeltest uitvoeren om te bepalen of de atriale stimulatie en detectie nog correct wordt
uitgevoerd. Als er geen opgeslagen EGM's beschikbaar zijn ter evaluatie, volg dan deze stappen
om de PRM te gebruiken om een V-A-interval te evalueren:
1. Vanuit het Testscherm, selecteer het tabblad Tijdelijke Brady.
2. Programmeer een passende atriale detectiemodus die atriale markers aangeeft (VDD,
DDD of DDI).
3. Programmeer de maximale PVARP op een waarde die korter is dan de gemiddelde
retrograde geleidingstijd.
OPMERKING: Wetenschappelijke literatuur lijkt aan te tonen dat de gemiddelde retrograde
geleidingstijd 235 ± 50 ms is (met een bereik van 110-450 ms)
4. Programmeer de LRL zo dat de stimulatie boven de intrinsieke atriale frequentie valt
(bijvoorbeeld 90, 100, 110...).
5. Begin met het afdrukken van het real-time ECG.
6. Kies de knop Start om de tijdelijke parameters te activeren.
7. Als de test voltooid is voor de ingegeven LRL, kies dan de knop Stoppen.
8. Stop met het afdrukken van het real-time ECG.
9. Evalueer de ECG-strook op V-A-geleiding (VP gevolgd door een AS). Zoek naar stabiele en
consistente intervallen die wijzen op retrograde geleiding.
•
Als u retrograde geleiding hebt geïdentificeerd, vergelijk dan de retrograde V-A
intervaltijd met de geprogrammeerde refractaire periode. Overweeg de PVARP zo te
programmeren dat het retrograde event niet getracked wordt.
•
Als u geen retrograde geleiding hebt geïdentificeerd, is de PMT-episode misschien een
resultaat van normaal gedrag bij hoge frequenties. Controleer Histogrammen om te
zien hoe vaak de frequentie voorkomt op de MTR en overweeg de MTR te verhogen
(indien klinisch van toepassing).
10. Herhaal indien nodig deze procedure met verschillende LRL-waarden, aangezien retrograde
geleiding kan voorkomen bij verschillende frequenties.
1.
Furman S, Hayes D.L., Holmes D.R., A Practice of Cardiac Pacing. 3rd ed. Mount Kisco, New York: Futura
Publishing Co.; 1993:74-75.
STIMULATIE THERAPIEËN
ATRIALE TACHYRESPONS
1
.
4-25