2-18
DETECTIE VAN TACHYARITMIE
VENTRICULAIRE DETECTIE
Aantal Intervallen
Intervallen
in ms
620
Atrium
Aantal
Intervallen
1
2
3
4
5
Intervallen
in ms
Ventrikel
VT gedetecteerd
Derde snelle interval
(van 8 van de 10 die voldoen
aan het detectievenster)
Figuur 2-17. V-frequentie > A-frequentieanalyse
V-frequentie > A-frequentie kan zo worden geprogrammeerd dat de inhibitors
(AFib-frequentiedrempel, Stability en/of Onset) worden genegeerd, en dat therapie wordt
geïnitieerd zodra de ventriculaire frequentie hoger is dan de atriale frequentie.
OPMERKING: Raadpleeg "Gebruik van atriale informatie" op pagina 2-4 voor bijkomende
informatie over de prestaties van het apparaat als de atriale lead op Uit is geprogrammeerd.
AFib-frequentiedrempel
De analyse van de AFib-frequentiedrempel stelt AF vast door de atriale frequentie te vergelijken
met de geprogrammeerde AFib-frequentiedrempel.
De AFib-frequentiedrempel kan niet ingeschakeld worden zonder ook de detectieverfijning
Stability in te schakelen. Het apparaat analyseert beide parameters om vast te stellen of therapie
moet tegengehouden of afgegeven worden.
Als de intrinsieke atriale frequentie groter is dan de AFib-frequentiedrempel en het ventriculaire
ritme wordt als instabiel geclassificeerd, wordt geconstateerd dat het ventriculaire ritme het
gevolg is van AF.
Op de volgende wijze wordt vastgesteld dat de intrinsieke atriale frequentie hoger is dan de
AFib-frequentie drempel (Figuur 2-18 op pagina 2-19):
•
De atriale analyse begint bij de start van de ventriculaire tachyaritmie detectie. Elk atriaal
interval wordt geclassificeerd als sneller of langzamer dan het AFib-frequentiedrempelinterval.
•
Als er van de laatste 10 intervallen 6 sneller dan de AFib-frequentiedrempel worden
geclassificeerd, concludeert de pulsgenerator dat er sprake is van AF.
•
Vervolgens wordt de ventriculaire Stability gecontroleerd. Als deze instabiel is, wordt er
therapie geïnhibeerd.
Als er geen ventriculaire therapie wordt afgegeven, wordt de atriale frequentie verder onderzocht.
Zolang er 4 van de 10 intervallen als snel blijven geclassificeerd, is er AF aanwezig. Therapie
wordt geïnhibeerd door AFib-frequentiedrempel/Stability tot zich één van de volgende situaties
voordoet:
•
De atriale frequentie is lager dan de A Fib-frequentiedrempel
1
2
3
4
600
580
580
620
Bereken de som van de atriale intervallen.
Gemiddelde = 600 ms = 100 min
Bereken de som van de 10 recentste ventriculaire
intervallen. Gemiddeld = 400 ms = 150 min
6
7 8
400
420
380
Start Duur.
Evalueer Onset.
5
6
7
8
9
600
640
560
600
-1
(bpm).
-1
(bpm).
390 410 400 360 440 410 390
Duur is afgelopen.
Onset is geleidelijk.
Analyseer V-frequentie
> A-frequentie.
Therapie afgeven omdat V > A.
Gemiddelde ventriculaire
-1
frequentie (150 min
[bpm])
is minimum 10 bmp hoger dan
de gemiddelde atriale frequentie
-1
(100 min
[bpm]), dus therapie
afgeven.
ATP-therapie