•
Brady mode kan op Uit worden geprogrammeerd door middel van permanent of tijdelijk
programmeren. In feite schakelt dit amplitude uit om het onderliggende ritme van de patiënt
te observeren.
•
Voor elke kamer wordt een veiligheidsmarge van minimum 2x het voltage van de
stimulatiedrempel aanbevolen, wat een veiligheidsmarge oplevert die groot genoeg is en die
de levensduur van de batterij ten goede komt.
•
De aan het hart afgegeven energie is recht evenredig met het kwadraat van de amplitude:
bij verdubbeling van de amplitude verviervoudigt de afgegeven energie. Programmeren
op een lagere amplitude met behoud van een gepaste veiligheidsmarge kan derhalve de
levensduur van de batterij verlengen.
Gevoeligheid
Met de functie Gevoeligheid kan de pulsgenerator intrinsieke hartsignalen detecteren die de
geprogrammeerde gevoeligheidswaarde overschrijden. Als u de waarde voor Gevoeligheid
aanpast, kunt u het atriale en/of ventriculaire detectiebereik verschuiven naar een hogere of
lagere gevoeligheid. Alle detectie- en timingbeslissingen zijn gebaseerd op de gedetecteerde
hartsignalen. Atriale en ventriculaire Gevoeligheidswaarden kunnen onafhankelijk van elkaar
worden geprogrammeerd.
•
Hoge Gevoeligheid (lage geprogrammeerde waarde): als Gevoeligheid op een zeer
gevoelige instelling wordt geprogrammeerd, kan de pulsgenerator signalen detecteren
die geen verband houden met cardiale depolarisatie (overdetectie, zoals detectie van
myopotentialen)
•
Lage Gevoeligheid (hoge geprogrammeerde waarde): als Gevoeligheid op een minder
gevoelige instelling wordt geprogrammeerd, is het mogelijk dat de pulsgenerator het cardiale
depolarisatiesignaal niet detecteert (onderdetectie)
Er wordt aanbevolen dat de parameterinstellingen voor Gevoeligheid op nominale waarden
worden gehouden tenzij probleemoplossing bepaalt dat een andere waarde geschikter is. Terwijl
de nominale waarde hoofdzakelijk is aangegeven voor atriale en ventriculaire detectie, kan er
een aanpassing worden doorgevoerd in geval er, in een zeldzame situatie, atriale of ventriculaire
overdetectie/onderdetectie werd waargenomen (bijv. inhibitie van bradycardiestimulatie of
ongewenste therapie)
Als de Gevoeligheidsparameter in een kamer moet aangepast worden, dient u altijd de instelling
te kiezen die aangepaste detectie van de intrinsieke activiteit biedt en de beste oplossing biedt
voor over-/onderdetectie.
Als de correcte detectie niet kan worden hersteld met een aanpassing of als er onder- of
overdetectie wordt waargenomen nadat een wijziging werd doorgevoerd, overweeg dan de
volgende opties (rekening houdend met de individuele patiëntkenmerken):
•
De waarde voor AGC gevoeligheid opnieuw programmeren
•
De refractaire of cross-chamber blankingperiode opnieuw programmeren om de
waargenomen onder- of overdetectie te behandelen
•
De lead opnieuw plaatsen
•
Een nieuwe detectie-lead implanteren
Evalueer de pulsgenerator na elke wijziging aan Gevoeligheid om de toepasselijke detectie
of stimulatie te controleren.
STIMULATIE THERAPIEËN
BASISPARAMETERS
4-9