3-2
TACHYARITMIETHERAPIE
VENTRICULAIRE THERAPIE
VENTRICULAIRE THERAPIE
De pulsgenerator kan de volgende soorten therapie afgeven om VT of VF te beëindigen:
•
Antitachycardie-stimulatie (ATP)
•
Cardioversie-/defibrillatie-shocks
ATP-stimulatieschema's bestaan uit bursts van stimulatiepulsen die worden afgegeven tussen de
ventriculaire stimulatie-/detectie-elektroden. Shocks bestaan uit bifasische hoogspanningspulsen
die via de shockelektrodes synchroon met de gedetecteerde hart activiteit worden afgegeven.
Voorschrift voor Ventriculaire Therapie
Een voorschrift voor ventriculaire therapie bepaalt het type therapie dat in een bepaalde
ventriculaire zone wordt afgegeven. Het kan bestaan uit een combinatie van ventriculaire
ATP en/of shocks. Elke ventriculaire zone kan worden geprogrammeerd met afzonderlijke
ventriculaire therapievoorschriften. (Figuur 3-1 op pagina 3-2).
Zone
ATP1
VF
Tussen
zones zijn
Alle types ATP
therapi-
VT
beschikbaar
esterktes
niet
beperkt.
Alle types ATP
VT-1
beschikbaar
1
In de laagste zone van een multi-zone configuratie kunnen sommige of alle shocks op Uit geprogrammeerd worden, te beginnen
met de maximum shocks. Als de maximum shocks op Uit zijn geprogrammeerd, kan Shock 2 op Uit geprogrammeerd worden.
Als Shock 2 op Uit is geprogrammeerd, kan Shock 1 op Uit worden geprogrammeerd. Als de aritmie aanhoudt in de laagste zone
waarin sommige of alle shocks op Uit zijn geprogrammeerd, zal er geen verdere therapie afgegeven worden tenzij de aritmie
versnelt en in een hogere zone belandt. De knop Therapie Uitschakelen bevindt zich in het therapievenster van de VT-
of VT-1-zone en kan gebruikt worden om snel alle ATP- en shocktherapie in die zone uit te schakelen.
2
Ventriculaire ATP-therapie kan in VT-1- en VT-zones op Uit, Burst, Ramp, Scan of Ramp/Scan geprogrammeerd worden.
Figuur 3-1. Voorschrift voor ventriculaire therapie, 3-zoneconfiguratie
De therapieën binnen een ventriculaire zone moeten gerangschikt worden in oplopende
therapiesterkte. Alle ventriculaire ATP-therapieën worden geacht even sterk te zijn, maar hun
sterkte is minder dan die van shocktherapie. De sterkte van de shocktherapieën wordt bepaald
door de geprogrammeerde energie. In een multizone configuratie kan de therapie in een hogere
ventriculaire zone zwakker of sterker zijn dan of gelijk zijn aan die in een lagere ventriculaire
zone, maar binnen iedere zone moeten de therapieën worden geprogrammeerd met gelijke of
oplopende energie.
Keuze van Ventriculaire Therapie
De pulsgenerator bepaalt welke ventriculaire therapie wordt afgegeven op grond van de
volgende regels:
•
Elke opeenvolgende therapie afgifte moet groter zijn dan of gelijk zijn aan de sterkte van de
vorige therapie in een ventriculaire episode. Als er ventriculaire shocktherapie is afgegeven,
kan daarna in die episode geen ventriculaire ATP-therapie meer worden afgegeven, omdat
ATP-therapie minder krachtig is dan shocktherapie. Elke opeenvolgende ventriculaire shock
afgifte moet even krachtig of krachtiger zijn ongeacht veranderingen in de ventriculaire zone
tijdens een ventriculaire episode.
Binnen elke zone moet de sterkte van de therapie oplopend zijn
Laagste sterkte
2
ATP2
2
Shock 1
Niet beschikbaar
0,1 max J
Alle types ATP
0,1 max J
beschikbaar
Alle types ATP
0,1 max J
beschikbaar
Hoogste sterkte
1
Shock 2
1
Resterende (Maximale)
Shocks
0,1 max J
max J
0,1 max J
max J
0,1 max J
max J
1