Inhoudsopgave
Advertenties
1-11
DE PROGRAMMER/RECORDER/MONITOR GEBRUIKEN
COMMUNICEREN MET DE PULSGENERATOR
programmeerkop. De functionaliteit van het apparaat of de therapie zullen gedurende deze
periode niet onderbroken worden.
OPMERKING: Wanneer zowel ZIP telemetrie als telemetrie met programmeerkop
worden gebruikt (bijvoorbeeld bij het overschakelen van ZIP telemetrie naar telemetrie met
programmeerkop bij de aanwezigheid van interferentie), zal de pulsgenerator, indien mogelijk,
met de programmer communiceren door middel van ZIP telemetrie. Als alleen telemetrie
met programmeerkop gewenst is, stelt u de Communicatie wijze (toegankelijk via de knop
Hulpfuncties) in om de programmeerkop voor alle telemetrie te gebruiken.
OPMERKING: Om de levensduur van de batterij te behouden, zal een sessie met ZIP
telemetrie worden beëindigd als de pulsgenerator de communicatie met de PRM gedurende
een continue periode van één uur (of 73 minuten als het apparaat in de Opslagmodus stond bij
opvraging) volledig verliest. Telemetrie met programmeerkop moet worden aangewend om de
verbinding met de pulsgenerator opnieuw tot stand te brengen nadat deze periode is verstreken.
OPMERKING: De PRM functioneert op een landenspecifiek frequentiebereik. De PRM
bepaalt het ZIP frequentiebereik dat de pulsgenerator gebruikt op basis van het specifieke
apparaatmodel. Als het ZIP frequentiebereik van de PRM en pulsgenerator niet overeenstemt,
geeft dit aan dat de patiënt buiten zijn/haar land waar de pulsgenerator werd geïmplanteerd, is
gereisd. De PRM zal een bericht weergeven met de boodschap dat ZIP telemetrie niet gebruikt
kan worden; de pulsgenerator van de patiënt kan echter opgevraagd worden met behulp van de
programmeerkop. Als een opvraging buiten het land vereist is, neem dan contact op met Boston
Scientific aan de hand van de informatie op de achterkant van deze handleiding.
Overwegingen voor het beperken van interferentie
Het vergroten van de afstand weg van de bron van interfererende signalen kan ervoor zorgen
dat het ZIP telemetriekanaal wordt geactiveerd. Er wordt een minimale afstand van 14 m (45 ft)
tussen de interfererende bron (met een output van 50 mW of minder) en de pulsgenerator en
de PRM aanbevolen.
Het herpositioneren van de PRM-antenne of de PRM kan het ZIP telemetrische contact
verbeteren. Als de prestaties van ZIP telemetrie niet bevredigend zijn, kan telemetrie met
programmeerkop worden gebruikt.
Afhankelijk van de omgeving en de oriëntatie van de PRM in relatie tot de pulsgenerator, kan het
systeem een ZIP telemetrische communicatie in stand houden op een afstand van maximum
12 m (40 ft). Voor een optimale ZIP telemetrische communicatie plaatst u de PRM-antenne
binnen 3 m (10 ft) van de pulsgenerator en verwijdert u alle obstructies tussen de PRM en de
pulsgenerator.
Plaats de PRM ten minste 1 meter (3 ft) weg van muren of metalen voorwerpen en zorg ervoor
dat de pulsgenerator (voor de implantatie) niet in rechtstreeks contact komt met metalen
voorwerpen. Hierdoor kan de reflectie van het signaal worden beperkt en/of het signaal worden
belemmerd.
Zorg ervoor dat er geen obstructies zijn (vb. materiaal, metalen meubelen, mensen of muren)
tussen de PRM en de pulsgenerator, hierdoor kan de signaalkwaliteit worden verbeterd.
Personeel of voorwerpen die zich voortdurend tussen de PRM en pulsgenerator bewegen tijdens
ZIP telemetrie kunnen de communicatie tijdelijk verstoren, maar dit zal de functionaliteit van het
apparaat of de afgifte van therapie niet beïnvloeden.
Controleer de tijdsperiode die nodig is om een opvraging te vervolledigen nadat ZIP telemetrie
tot stand is gebracht; dit kan een indicatie geven of er al dan niet interferentie aanwezig is.
Als een opvraging met ZIP telemetrie minder dan 20 seconden duurt, is de huidige omgeving
waarschijnlijk vrij van omgevingsinterferentie. Opvraagtijden van langer dan 20 seconden (of
korte intervallen van EGM-storingen) geven aan dat er interferentie aanwezig kan zijn.
Advertenties
Inhoudsopgave
