HOOFDSTUK 1: WAARSCHUWINGEN
5. Vergrendel de achterwielen ALTIJD met wielblokkering wanneer u in- of uitstapt. Dit voorkomt dat de achterwielen
beginnen te rollen. Wanneer uw rolstoel uitgerust is met wielvorkvergrendeling, vergrendel deze dan ALTIJD voordat
u in- of uitstapt. Wielvorkvergrendeling weerhoudt de voorste zwenkwielen van draaien (maar niet van rollen).
OPMERKING: Wielblokkering en wielvorkvergrendeling voorkomen NIET dat uw rolstoel wegglijdt of kantelt.
6. Als uw wielen (opblaasbare) luchtbanden hebben, zorg dan ALTIJD dat deze voldoende opgepompt zijn. De
wielblokkeringsmechanismen kunnen losglijden als de bandendruk laag is, waardoor de rolstoel onverwachts kan
gaan rollen tijdens het in- en uitstappen.
7. Draai de voorste zwenkwielen ALTIJD zo ver mogelijk naar voren en draai ze naar de stoel (bed, enz.) waarin of
waarop u plaatsneemt.
8. Verwijder de armleuningen ALTIJD van de rolstoel, of klap ze in zodat ze niet in de weg zitten en u niet hinderen
tijdens het in- en uitstappen.
9. Verwijder, indien mogelijk, de voetsteunen ALTIJD, of klap ze in zodat ze niet in de weg zitten en ervoor zorgen dat
uw voeten er niet tussen vast komen te zitten. TiLite beveelt u aan uw voeten op de grond te plaatsen wanneer u in
of uit uw rolstoel stapt.
10. Ga NOOIT met uw hele gewicht op de voetsteunen staan wanneer u in of uit uw rolstoel stapt omdat de rolstoel
hierdoor kan kantelen of wegrollen.
11. Wanneer u plaatsneemt in uw rolstoel, ga dan ALTIJD zo diep mogelijk in de zitting zitten om het risico dat de rolstoel
kantelt of van u vandaan rolt, met als gevolg dat u valt, te verkleinen.
12. Indien mogelijk, probeer ALTIJD te voorkomen dat u ongecontroleerd in uw stoel neervalt wanneer u erin
plaatsneemt. Dit geeft bovenmatige druk op de onderdelen van de rolstoel, en indien uw rolstoel begint te kantelen
of te rollen bent u niet gereed om de controle terug te krijgen.
Indien u deze Waarschuwingen niet in acht neemt, loopt u het risico te vallen, te kantelen, of de controle over de rolstoel
te verliezen, en uzelf of anderen letsel toe te brengen, of de rolstoel te beschadigen als gevolg daarvan.
C. ZICH AAN- EN UITKLEDEN IN UW ROLSTOEL
I WAARSCHUWING
Wanneer u handelingen zoals aan-, uit- en omkleden verricht in uw rolstoel, verplaatst uw gewicht zich. Omdat uw
aandacht bij de handelingen ligt, loopt u een verhoogd risico op vallen of kantelen. Om dit risico te verkleinen, dient u
zich aan, uit en om te kleden terwijl u op een gewone stoel of bed zit. Indien u zich toch in de rolstoel moet aan-, uit- of
omkleden:
1. Draai de voorste zwenkwielen ALTIJD zodat ze naar voren gericht zijn. Dit maakt de rolstoel stabieler. OPMERKING:
Om uw voorste zwenkwielen naar voren te richten, dient u uw rolstoel eerst naar voren en vervolgens naar achteren
te bewegen. Door naar achteren te bewegen, zullen uw voorste zwenkwielen draaien en zich naar voren richten.
2. Vergrendel uw anti-tips ALTIJD in neerwaartse positie zodat het risico op kantelen minimaal is. Indien uw rolstoel
geen anti-tips heeft, zet deze dan met de achterkant tegen een muur en blokkeer beide achterwielen met de
wielblokkering.
3. Indien uw rolstoel is uitgerust met wielvorkvergrendeling, maak daar dan ALTIJD gebruik van.
Indien u deze Waarschuwingen niet in acht neemt, loopt u het risico te vallen, te kantelen, of de controle over de rolstoel
te verliezen, en uzelf of anderen letsel toe te brengen, of de rolstoel te beschadigen als gevolg daarvan.
D. BUIGEN, LEUNEN EN REIKEN
I WAARSCHUWING
Wanneer u buigt, reikt of uit uw rolstoel leunt, verplaatst u daardoor het zwaartepunt van uw rolstoel. Vandaar dat
buigen, reiken of leunen een val of kanteling kan veroorzaken. Om vallen of kantelen te voorkomen, dient u uw
veiligheidsbeperkingen te kennen wat betreft de instelling van uw rolstoel en uw lichaamsbouw en -gewicht. Om dit te
doen, oefen met buigen, reiken en leunen (en verschillende combinaties van dergelijke handelingen) onder toezicht van
uw arts. Doe dit VOORDAT u actief gebruik gaat maken van uw rolstoel. Het volgende zal u helpen te voorkomen dat u
valt of kantelt als u buigt, reikt, of leunt vanuit uw rolstoel.
1. Buig, reik of leun NOOIT op een zodanige manier dat u naar voren in uw stoel beweegt.
2. Zorg dat wanneer u buigt, reikt of leunt, uw zitvlak ALTIJD in contact staat met de rugleuning en het zitkussen.
3. Verschuif uw gewicht NOOIT in dezelfde richting als waar u naartoe buigt, reikt of leunt.
4. Reik of leun NOOIT naar achteren, tenzij de anti-tips van uw rolstoel vergrendeld zijn.
5. Reik NOOIT met beide handen. Door een hand vrij te houden, bent u in staat uzelf op te vangen en een val te
voorkomen als de rolstoel begint te kantelen.
TR/YR Gebruikershandleiding
1-8
OM_TR_0712RevC