Functieblok
installatie / opties / nieuwe functie... / functieblok
Instelkanaal
Betekenis
uitgang
Uitgangkeuze
thermostaat a Optie Thermostaat a
th-a aan
Inschakeltemperatuur thermostaat a -40 ... +250 °C
th-a uit
Uitschakeltemperatuur thermostaat a -40 ... +250 °C
sensor
Sensor thermostaat a
thermostaat b Optie Thermostaat b
th-b aan
Inschakeltemperatuur thermostaat b -40 ... +250 °C
th-b uit
Uitschakeltemperatuur thermostaat b -40 ... +250 °C
sensor
Sensor thermostaat b
DT-functie
Verschilfunctie
DTaan
Inschakeltemperatuurverschil
DTuit
Uitschakeltemperatuurverschil
DTgewenst
Gewenst temperatuurverschil
sen. bron
Sensor warmtebron
sen. daling
Sensor warmteput
timer
Optie weekschakelklok
ref. uitgang
Optie Referentie-uitgang
modus
Modus Referentie-uitgang
uitgang
Referentie-uitgang 1
uitgang
Referentie-uitgang 2
uitgang
Referentie-uitgang 3
uitgang
Referentie-uitgang 4
uitgang
Referentie-uitgang 5
funct.
Activering / deactivering
sensor
Toewijzing schakelingang
functie op-
functie opslaan of wissen
slaan / wissen
70
Instelbereik / keuze
Fabrieksinstelling
systeemafhankelijk
systeemafhankelijk
ja, nee
nee
+40 °C
+45 °C
systeemafhankelijk
systeemafhankelijk
ja, nee
nee
+40 °C
+45 °C
systeemafhankelijk
systeemafhankelijk
ja, nee
nee
1,0 ... 50,0 K
5,0 K
0,5 ... 49,5 K
3,0 K
3 ... 100 K
10 K
systeemafhankelijk
systeemafhankelijk
systeemafhankelijk
systeemafhankelijk
ja, nee
nee
ja, nee
nee
OR, AND, NOR, NAND OR
alle uitgangen
-
alle uitgangen
-
alle uitgangen
-
alle uitgangen
-
alle uitgangen
-
geactiveerd, gedeacti-
geactiveerd
veerd, schakelaar
-
-
-
-
Naast de voorgedefinieerde opties zijn functieblokken beschikbaar die samenge-
voegd zijn uit thermostaat-, timer-, verschilfuncties en referentie-uitgang. Hiermee
kunnen andere componenten resp. functies worden gerealiseerd.
Voor de functieblokken kunnen sensoren en vrije uitgangen toegewezen worden.
Reeds gebruikte sensoren kunnen worden gebruikt zonder hun regelfunctie te be-
invloeden.
Binnen een functieblok zijn de functies aan elkaar gekoppeld (EN-koppeling), d.w.z.
dat er aan de schakelvoorwaarden van alle geactiveerde functies voldaan moet zijn,
zodat de toegewezen uitgang schakelt. Zodra er niet meer wordt voldaan aan een
enkele schakelvoorwaarde, wordt de uitgang uitgeschakeld.
thermostaatfunctie
Wanneer de ingestelde inschakeltemperatuur (Th(x)aan) is bereikt, is er aan de
schakelvoorwaarde voor de thermostaatfunctie voldaan.
Wanneer de ingestelde uitschakeltemperatuur (Th(x)uit) is bereikt, is er niet meer
aan de schakelvoorwaarde voor de thermostaatfunctie voldaan.
De referentiesensor in het kanaal Sensor toewijzen.
Stel de maximumtemperatuurlimiet met th(x)uit > th(x)aan in en de minimum-
temperatuurlimiet met th(x)aan > th(x)uit. De temperaturen mogen niet gelijk zijn.
Dt -functie
Wanneer het ingestelde inschakeltemperatuurverschil (DTaan) is bereikt, is er aan
de schakelvoorwaarde voor de DT-functie voldaan.
Wanneer het ingestelde uitschakeltemperatuurverschil (DTuit) is bereikt, is er niet
meer aan de schakelvoorwaarde voor de DT-functie voldaan.
De DT-functie is voorzien van een toerentalregelfunctie. Er kunnen een gewenst
temperatuurverschil en een minimumtoerental worden ingesteld. De vast ingestel-
de waarde voor de stijging ligt bij 2 K.
Referentie-uitgang
Er kunnen maximaal 5 referentie-uitgangen gekozen worden. In menuoptie modus
kan worden geselecteerd of de referentie-uitgangen in serie (AND), parallel (OR),
in serie omgekeerd (NAND) of parallel omgekeerd (NOR) geschakeld dienen te
worden.