Referentiepunt vastleggen, contouren
selecteren en opslaan
Het bepalen van het referentiepunt en het selecteren van de
contouren vindt op dezelfde wijze plaats als bij de overname van
gegevens uit het DXF-bestand:
Zie "Referentiepunt vastleggen", bladzijde 265
Zie "Contour kiezen en opslaan", bladzijde 267
Er is bovendien een speciale functie om snel contouren te selecteren:
in de modus Laag toont de TNC contournamen voor zover het
programma een hiervoor geformatteerd onderverdelingspunt bevat.
Wanneer u dubbelklikt op een laag, selecteert de TNC automatisch de
complete contour tot het volgende structureringspunt. Met de functie
Opslaan kunt u de geselecteerde contour dan direct als NC-
programma opslaan.
NC-voorbeeldregels
6 ...
7 L Z...
8 * - contour binnen
9 L X+20 Y+20 RR F100
10 L X+35 Y+35
11 L ...
12 L ...
2746 L ...
2747 * - Contoureinde
2748 L ...
278
Willekeurige header
Voorpositionering
Onderverdelingsregel die de TNC als laag weergeeft
Eerste contourpunt
Eindpunt van het eerste contourelement
Verdere contourelementen
Laatste contourpunt
Onderverdelingsregel die het contoureinde aangeeft
Tussenpositioneringen
Programmeren: gegevensovername uit DXF-bestanden of klaartekstcontouren