Opspanningsniveau instellen
Opspanning: het nummer van de opspanning wordt getoond. Na de
schuine streep wordt het aantal opspanningen op dit niveau
getoond
Methode: u kunt de bewerkingsmethoden WERKSTUKORIËNTAT. of
GEREEDSCH.ORIËNTAT. selecteren. Uw keuze wordt in het
bijbehorende werkstukniveau overgenomen en overschrijft de
eventueel bestaande invoer. In de tabelweergave verschijnt het
item WERKSTUKORIËNTAT. met WPO en GEREEDSCH.ORIËNTAT. met TO.
Met de softkey KOPPELEN/SCHEIDEN markeert u opspanningen
waarmee bij gereedschapsgeoriënteerde bewerking bij de
berekening van de arbeidscyclus rekening wordt gehouden.
Gekoppelde opspanningen worden met een onderbroken
scheidingslijn aangeduid, gescheiden opspanningen met een
ononderbroken lijn. In de tabelweergave worden gekoppelde
werkstukken in de kolom METHOD met CTO aangeduid.
Item WERKSTUK/GEREEDSCH.ORIËNTAT. kan niet met een
softkey worden ingesteld; verschijnt alleen wanneer op
het werkstukniveau verschillende bewerkingsmethoden
voor de werkstukken zijn ingesteld.
Als de bewerkingsmethode op het opspanningsniveau
wordt ingesteld, worden de ingevoerde gegevens in het
werkstukniveau overgenomen en eventueel bestaande
gegevens overschreven.
Status: met de softkey ONBEWERKT WERKSTUK wordt de
opspanning met de bijbehorende werkstukken als nog niet bewerkt
aangeduid en in het veld Status wordt BLANK ingevoerd. Gebruik de
softkey VRIJE POSITIE of WEGLATEN, als u de opspanning bij de
bewerking wilt overslaan. In het veld Status verschijnt EMPTY of SKIP
HEIDENHAIN iTNC 530
537