Wanneer alle werkstukken in een groep van items met TO of CTO
de status ENDED hebben, worden in het palletbestand de volgende
regels uitgevoerd
Bij een regelsprong is alleen een werkstukgeoriënteerde
bewerking mogelijk. Onderstaande elementen worden
volgens de ingevoerde methode bewerkt.
De in het veld CT-ID ingevoerde waarde blijft maximaal
2 weken bestaan. Binnen deze tijd kan de bewerking op
de opgeslagen plaats worden hervat. Vervolgens wordt de
waarde gewist om te voorkomen dat er te veel gegevens
op de harde schijf komen te staan.
Er mag van werkstand worden veranderd nadat een groep
items met TO of CTO is afgewerkt
De onderstaande functies zijn niet toegestaan:
Verplaatsingsbereik omschakelen
PLC-nulpunt verschuiven
M118
Palletbestand verlaten
Bestandsbeheer selecteren: toets PGM MGT indrukken
Ander bestandstype selecteren: softkey TYPE KIEZEN en softkey
voor het gewenste bestandstype indrukken, bijv. WEERGEVEN .H
Gewenste bestand selecteren
Palletbestand afwerken
In machineparameter 7683 wordt vastgelegd, of de
pallettabel regelgewijs of continu moet worden afgewerkt
(zie "Algemene gebruikerparameters" op bladzijde 684).
Voor zover via machineparameter 7246 de
gereedschapsgebruiktest geactiveerd is, kan de standtijd
van het gereedschap voor alle in een pallet gebruikte
gereedschappen gecontroleerd worden (zie
"Gereedschapsgebruiktest" op bladzijde 188).
In de werkstand Automatische programma-afloop of Programma-
afloop regel voor regel Bestandsbeheer selecteren: toets PGM MGT
indrukken
Bestanden van het type .P weergeven: softkeys TYPE KIEZEN en
WEERGEVEN .P indrukken
Pallettabel met pijltoetsen selecteren; met de ENT-toets bevestigen
Pallettabel afwerken: toets NC-start indrukken; de TNC werkt de
pallets af zoals in machineparameter 7683 is vastgelegd
HEIDENHAIN iTNC 530
541