24. Tab Programma
Een palletiseringsprogramma maken
1. Bepaal of u een element wilt programmeren (zie ) of een basis wilt gebruikt als referentievlak.
2. Tik op de Programma-tab onder Sjablonen, op Palletiseren.
3. Selecteer in het scherm Palletiseren een van de volgende acties, afhankelijk van de gewenste
actie.
1. Selecteer Palletiseren om objecten te organiseren op een pallet.
2. Selecteer Depalletiseren om objecten te verwijderen van een pallet.
4. Geef onder Palleteigenschappen de Naam, Element (zie stap 1), Objecthoogte en
Objectentellernaam voor uw programma op. Vink het vakje Laatste objectlocatie onthouden
aan als u wilt dat de robot hervat bij het object waarmee de robot bezig was toen deze werd
gestopt.
5. Voeg in het scherm Palletiseren onder Acties aanvullende acties toe om uit te voeren
voorafgaand aan of na afloop van de palletiseringsreeks door het volgende te selecteren:
1. Actie toevoegen voor palletiseren: Deze acties worden voorafgaand aan het palletiseren
uitgevoerd.
2. Actie toevoegen na palletiseren: Deze acties worden na het palletiseren uitgevoerd.
6. Tik in de programmastructuur op de Patronen-node om patronen voor uw lagen te bepalen. U
kunt de volgende typen patronen creëren: Lijn, Raster of Onregelmatig (zie onderstaande
afbeelding). In dit scherm kunt u kiezen of u een scheider wilt invoegen tussen lagen (zie
scheider toevoegen tussen lagen in een palletiseringsreeks op pagina
7. Tik op de patroonnode(s) in de programmastructuur om de robot laagspecifieke posities te leren
(zoals begin-/eindpunten, rasterhoeken en /of aantal objecten). Zie
Gebruikershandleiding
179
Een
182).
24.10.1. Bewegen op pagina
UR3e