7. Stel de remsteun zo in dat de
tussenruimte tussen de schijf op de
wielnaaf en 2 veren in de parkeerrem 0,8
tot 1,7 mm bedraagt. Trek de 4 bouten
en 4 flensmoeren volledig aan als de
goede tussenruimte is ingesteld
191).
8. Bevestig de remstang aan de
parkeerrem-hendel met de onderlegring
en borgring.
9. Monteer het wiel op de machine met de
5 wielmoeren.
10. Laat het wiel op de grond zakken en trek
de wielmoeren aan met 102 tot 115 N∙m
in een kruispatroon.
11. Als de wielnaaf was verwijderd: stel
de parkeerrem in werking en trek de
borgmoer (onderdeel 1 in
aan met 407 tot 542 N∙m. Zet de
parkeerrem vrij.
12. Controleer de werking van de parkeerrem en sensor van de parkeerrem.
Chassis
(Figuur
g033683
1. Remscharnierpunt
2. Remklauw
Figuur
188)
3. Schijf op de wielnaaf
Bladz. 6–12
Figuur 191
4. Geharde ring
5. Tussenruimte
Groundsmaster 7210