Gevaarlijke gebieden onderverdeeld in divisies:
– Het apparaat is bedoeld voor gebruik in gevaarlijke
gebieden Klasse I, Div. 1 of Div. 2, waarin gassen uit de
groepen A, B, C, D en temperatuurklasse T4 of T6
aanwezig kunnen zijn. Temperatuurklassen zijn
afhankelijk van de maximale omgevingstemperatuur. Het
apparaat mag niet worden gebruikt bij
omgevingstemperaturen buiten het op het apparaat
aangegeven temperatuurbereik.
–
Het apparaat is bedoeld voor gebruik in gevaarlijke
gebieden Klasse II, Div. 1 of Div. 2, waarin stof uit de
groepen E, F, G aanwezig kan zijn. Het apparaat mag niet
worden gebruikt bij omgevingstemperaturen buiten het op
het apparaat aangegeven temperatuurbereik.
2
Aanwijzingen in dit document
2.1
Betekenis van de waarschuwingen
In dit document worden de volgende waarschuwingen
gehanteerd om de gebruiker te waarschuwen voor mogelijke
gevaren. De betekenissen van de waarschuwingen zijn als
volgt gedefinieerd:
Waar-
Signaalwoord Classificatie van de waar-
schu-
wingssym
bool
WAARSCHU-
WING
VOORZICH-
TIG
AANWIJZING Wijst op een potentieel gevaar-
2.2
Handelsmerken
Handelsmerk
Handelsmerkeigenaar
Dräger
®
Polytron
Dräger
®
DrägerSensor
Een lijst van alle landen waar de handelsmerken
geregistreerd zijn, vindt u op de volgende webpagina:
www.draeger.com/trademarks.
Gebruiksaanwijzing
|
Dräger Polytron 5000 Series
schuwing
Wijst op een potentieel gevaar-
lijke situatie. Wanneer deze
niet wordt voorkomen, kan dit
leiden tot ernstig of dodelijk let-
sel.
Wijst op een potentieel gevaar-
lijke situatie. Wanneer deze
niet wordt voorkomen, kan dit
leiden tot letsel. Kan ook wor-
den gebruikt als waarschuwing
voor ondeskundig gebruik.
lijke situatie. Wanneer deze
niet wordt voorkomen, kan dit
leiden tot schade aan het pro-
duct of het milieu.
3
Beschrijving
3.1
Productoverzicht
Zie de afbeeldingen op de uitvouwpagina
A 1
Deksel behuizing
A 2
Schroefdraadpen (2mm-binnenzeskantschroef)
A 3
Beugel
A 4
PCB-eenheid (en optioneel relais)
A 5
Onderzijde behuizing
A 6
Opening voor de sensor
A 7
Doorvoerkabel
A 8
Docking Station
A 9
Explosieveilig instrument
A 10 Explosieveilig instrument met Docking Station voor
verhoogde veiligheid
A 11 Explosieveilig instrument met afstandshouder (alleen
voor Polytron 57x0 IR)
A 12 Afstandshouder (alleen voor Polytron 57x0 IR)
B
Testopbouw voor afstelling
C
Polytron 5100 EC
D 1
Polytron 5200 CAT
D 2
Polytron 5310 IR
E 1
Polytron 57x0 IR met spatwaterbescherming
E 2
Polytron 57x0 IR zonder spatwaterbescherming
3.2
Functiebeschrijving
De Polytron 5000-familie omvat de volgende
instrumentvarianten:
– Polytron 5100 EC werkt met elektrochemische sensoren
(EC-sensoren).
– Polytron 5200 CAT werkt met katalytische Ex-sensoren
(CatEx-sensoren//katalytische, DQ- of LC-Dräger-sensor).
– Polytron 5310 IR werkt met infrarood-Ex-sensoren (IREx-
sensoren).
– Polytron 5700 IR werkt met infraroodsensoren (PIR 7000-
sensoren).
– Polytron 5720 IR werkt met infraroodsensoren (PIR 7200-
sensoren).
De volgende interfaces zijn mogelijk:
– 4 tot 20 mA analoog (conform NAMUR-aanbeveling
NE43)
– Relaisplatine
Als de 4-20 mA interface wordt gebruikt, moet de elektrische
stroom tussen 0 mA en 3,5 mA worden bewaakt. Elektrische
stromen tussen 0 mA en 3,5 mA kunnen een speciale
toestand aangeven (zie "Speciale toestanden", pagina 79).
Aanwijzingen in dit document
|
nl
73