Advertenties
Afbe
Aansluitschema voor
eldin
g
I1
4-20 mA (gebruik als stroombron)
I2
4-20 mA (gebruik als stroomsink)
I3
Stand-alone-gebruik, alleen relais
H1
2-draads installatie van Polytron 5100 EC
J
Relaisaansluitingen
1) Installeer voor instrumenten zonder relais PE
ning
.
4.1.2.4 De 4-20mA-interface aansluiten
Zie de bij de evaluatie-eenheid behorende documentatie voor
informatie over de aansluiting op een evaluatie-eenheid
(PLC).
1. Trek de 3-pins aansluitstekker eruit.
2. Sluit de drie draden voor de elektrische voeding en het
signaal aan op de daarvoor geschikte klem, zoals
aangegeven in de bedradingstabel en afbeelding op de
uitvouwpagina.
3. Steek de stekker terug in het contactpunt en draai de
schroeven aan.
4. Sluit het instrument, zie 4.1.2.7 Gasmeetinstrument
sluiten.
4.1.2.5 Een instrument met relais (stand-alone-gebruik)
aansluiten
4-20mA-interface aansluiten
1. Verwijder de 3-pins connector.
2. Sluit de stroomdraden op de geschikte klem aan, zoals
aangegeven in afbeelding I3 op de uitvouwpagina.
3. Overbrug de pinnen 1 en 2 van de 3-pins connector.
4. Sluit de relaisdraden aan, zie De relaisconnector
aansluiten.
5. Sluit het instrument, zie 4.1.2.7 Gasmeetinstrument
sluiten.
De volgende tabellen tonen de toestand van een aangesloten
alarmindicator en geven aan of deze storingen zoals
stroomuitval aan de transmitter doorgeeft.
Het gedrag van het relais hangt af van de alarmconfiguratie
en het relaiscontact waarmee de alarmindicator is verbonden.
Relaisconfiguratie: Normaal onder spanning
Contact
Alarmindicatortoestand en storingindica-
tie door de alarmindicator
Alarm geacti-
veerd
Normaal
ON (AAN)
gesloten
Normaal open OFF (UIT)
Gebruiksaanwijzing
|
Dräger Polytron 5000 Series
als potentiaalvereffe-
Transmitter-
Veldbedra-
specifieke
dingsstoring
storing
aangegeven
niet aangege-
ven
aangegeven
aangegeven
Relaisconfiguratie: onder spanning bij alarm
Contact
Alarmindicatortoestand en storingindica-
tie door de alarmindicator
Alarm geacti-
veerd
Normaal
OFF (UIT)
gesloten
Normaal open ON (AAN)
De relaisconnector aansluiten
De draden voor de alarmgevers moeten worden aangesloten
op de 9-pins relaisaansluiting. Er zijn een stukje kabelisolatie
(krimpkous) en een beschermhoes meegeleverd voor extra
bescherming voor de relaiskabels.
1. Verwijder de 9-pins connector.
2. Knip de krimpkous zoals benodigd op maat en schuif deze
over de relaiskabels, alvorens deze in de 9-pins connector
in te voeren.
3. Plaats de krimpkous op de rand van de kabelisolatie en
laat de krimpkous voorzichtig over de kabelisolatie
krimpen met een warmtepistool.
4. Schuif de beschermhoes over de draden.
5. Sluit de draden voor alarm 1 (vooralarm), alarm 2
(hoofdalarm) en het storingsalarm aan op de geschikte
klemmen, zoals aangegeven in de bedradingstabel (zie
"De relaisconnector aansluiten", pagina 77).
6. Steek de stekker terug in het contactpunt en draai de
schroeven aan.
7. Sluit het instrument, zie 4.1.2.7 Gasmeetinstrument
sluiten.
4.1.2.6 Instrument aarden
1. Aard de behuizing van het instrument lokaal op het
aardingsoog, zie afbeeldingen G en H op de
uitvouwpagina..
2. Sluit de afscherming van de draden alleen aan op de
instrumentaarding van de evaluatie-eenheid (bijv. massa,
aardingsrail).
3. Controleer de PE. Meet hiervoor de doorgang tussen
behuizing en aardingsaansluiting.
Voor zover er geen bijzondere maatregelen worden
getroffen (bijv. capacitieve aarding), moet de afscherming
alleen aan één uiteinde worden aangesloten.
4.1.2.7 Gasmeetinstrument sluiten
1. Controleer of de volgende aansluitingen correct zijn
uitgevoerd:
a. Bedradingsschroeven zijn met het juiste moment
aangehaald.
b. Alle kabelaansluitingen zijn met schroeven geborgd.
c. De sensorstekker is ingestoken.
d. Alleen Polytron 5100 EC:
De transmitter installeren
Transmitter-
Veldbedra-
specifieke
dingsstoring
storing
niet aange-
aangegeven
geven
niet aange-
niet aangege-
geven
ven
|
nl
77
Advertenties
