Download Print deze pagina

Dräger Polytron 5000 Series Gebruiksaanwijzing pagina 84

Verberg thumbnails Zie ook voor Polytron 5000 Series:

Advertenties

nl
|
Kalibratie
8.8.2 Gevoeligheidsafstelling uitvoeren
Voorwaarden:
– De afstelling is voorbereid.
– Het nulpunt is afgesteld.
– Specifiek voor alle Polytron 5xx0 behalve
Polytron 5100 EC:
De laatste geldige nulpuntafstelling is niet langer dan
24 uur geleden.
– Polytron 5310: de correcte gascategorie is geselecteerd.
Alle instrumenten behalve Polytron 57x0 IR
1. Selecteer SPN-Adj en bevestig met [OK].
 Het onderhoudssignaal wordt verzonden via de
analoge interface. Er worden geen alarmen of
foutrelais geschakeld.
 Op het display knippert de actuele waarde.
2. Pas testgas toe.
● Stel de gasstroom in overeenkomstig de gebruikte
sensor (zie "Gasstroom voor afstellingen", pagina 82).
Alle sensoren behalve LC-sensoren:
Gebruik de sensor met het testgas tot de weergegeven
waarde stabiel is, maar niet langer dan 3 minuten.
LC-sensoren:
Stel de sensor 3 tot 5 minuten bloot aan het testgas tot de
weergegeven waarde stabiel is.
Ga daarna door met afstellen.
3. Tik op [OMHOOG] / [OMLAAG] om de gewenste waarde
in te stellen.
4. Bevestig met [OK].
 De gevoeligheid van de sensor is afgesteld, het menu
wordt weer weergegeven.
5. Tik op [OMHOOG] om terug te keren naar de meetmodus.
6. Schakel de gasstroom uit en verwijder de kalibratie-
adapter van de sensor of maak de slang los.
Polytron 57x0 IR
1. Selecteer SPN-Adj en bevestig met [OK].
 Het onderhoudssignaal wordt verzonden via de
analoge interface. Er worden geen alarmen of
foutrelais geschakeld.
 De weergave wisselt tussen GAS - type en XXX, de
actuele gascode voor het testgas.
2. Controleer de gascode.
● Tik op [OMLAAG] als de waarde klopt.
● Tik op [OK] als de waarde niet klopt. Wijzig de waarde
met [OMHOOG]/[OMLAAG] en bevestig deze met
[OK].
 De weergave op het display wisselt tussen GAS en
unit.
 De actuele eenheid wordt onder op het display
weergegeven.
3. Controleer de gaseenheid.
● Tik op [OMLAAG] als de waarde klopt.
84
● Tik op [OK] als de waarde niet klopt. Wijzig de waarde
met [OMHOOG]/[OMLAAG] en bevestig deze met
[OK].
 De weergave op het display wisselt tussen GAS,
CONC en XXX, de gevoeligheidswaarde van de vorige
afstelling.
4. Controleer de gasconcentratie.
● Tik op [OMLAAG] als de waarde klopt.
● Tik op [OK] als de waarde niet klopt. Wijzig de waarde
met [OMHOOG]/[OMLAAG] en bevestig deze met
[OK].
 De weergave op het display wisselt tussen lopende
streepjes en GAS - ON.
5. Pas testgas toe.
● Stel de gasstroom in overeenkomstig de gebruikte
sensor (zie "Gasstroom voor afstellingen", pagina 82).
● Tik op [OK].
 De weergave op het display wisselt tussen lopende
streepjes, CAL und XXX, de actuele gaswaarde.
Gebruik de sensor met het testgas tot de weergegeven
waarde stabiel is, maar niet langer dan 3 minuten. Ga
daarna door met afstellen.
6. Tik op [OK].
 Als de afstelling succesvol was, wisselt de weergave
op het display tussen CAL en OK. Anders wisselt deze
tussen CAL en FAIL.
– Als er niet binnen ca. 5 minuten opnieuw op [OK]
wordt getikt, keert het instrument terug naar de
meetmodus en wisselt de weergave op het display
tussen CAL en FAIL.
– Als er op [OMHOOG] wordt getikt, wordt de afstelling
afgebroken. Het menu wordt weer weergegeven.
7. Bevestig met [OK].
 De gevoeligheid van de sensor is afgesteld, het menu
wordt weer weergegeven.
8. Tik op [OMHOOG] om terug te keren naar de meetmodus.
9. Schakel de gasstroom uit en verwijder de kalibratie-
adapter van de sensor of maak de slang los.
Gebruiksaanwijzing
|
Dräger Polytron 5000 Series

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Polytron 5100Polytron 5200Polytron 5310Polytron 57 0 series