Download Print deze pagina

Dräger Polytron 5000 Series Gebruiksaanwijzing pagina 74

Verberg thumbnails Zie ook voor Polytron 5000 Series:

Advertenties

nl
|
De transmitter installeren
Bij instrumenten met relaisplatine kunnen lokaal
alarmmiddelen worden geactiveerd. Bij instrumenten zonder
relaisplatine knippert alleen de rode LED op het instrument
als er een alarm optreedt.
Gasconcentraties, statusmeldingen en menukeuzes worden
weergegeven op een grafisch LC-display met
achtergrondverlichting en 3 gekleurde LEDs.
Men kan door het menu navigeren door met een magneetpen
op de betreffende toets op de glasplaat van de behuizing te
tikken. Het instrument kan niet-intrusief en zonder het gebied
te declasseren worden geconfigureerd, gekalibreerd en
onderhouden.
De instrumenten kunnen door middel van een verzegelde
leiding of een goedgekeurde kabelwartel worden aangesloten
op een evaluatie-eenheid van Dräger of een
Programmeerbare Logische Controller (PLC).
De instrumenten kunnen worden gebruikt als stroombron of
als stroomsink, indien de elektrische voeding via de evaluatie-
eenheid verloopt. Als de instrumenten op een afzonderlijke
elektrische voeding zijn aangesloten, kunnen deze alleen als
stroombron worden gebruikt.
Polytron 5100 EC kan in een 2-draads of 3-draads
configuratie worden gebruikt. Deze functie verandert de
bedrijfsmodus en deactiveert opties die te veel stroom
verbruiken (bijv. gebruik als stroombron).
De instrumenten worden beschermd door een robuuste
roestvrijstalen of aluminium behuizing voor gebruik binnen en
buiten.
De instrumenten zijn ontworpen voor stationaire installatie. Ze
zijn verkrijgbaar in de volgende uitvoering:
– Explosieveilig instrument (Ex d)
De drukvast omhulde, explosieveilige behuizing bevat drie
¾"-NPT-aansluitingen, die gebruikt kunnen worden voor
de veldbedrading, de directe aansluiting van een sensor of
de bedrading van een op afstand geplaatste sensor.
– Instrument met verhoogde veiligheid (Ex e)
Het instrument wordt uitgebreid met een klemmenkast
voor verhoogde veiligheid (Docking Station), die beschikt
over max. vier 20mm-aansluitingen, die gebruikt kunnen
worden voor de veldbedrading of de bedrading van een op
afstand geplaatste sensor. Als de kabelwartel van Dräger
wordt gebruikt, bedraagt de toegestane kabeldiameter
7 mm tot 12 mm.
3.3
Beoogd gebruik
De instrumenten van de Polytron 5000-familie zijn bedoeld
voor continue bewaking van de omgevingslucht.
Instrumenten met relaismodule en aanvullende lokale
alarmering kunnen zonder evaluatie-eenheid
waarschuwingen afgeven en tegenmaatregelen treffen.
Voor een veilig gebruik volgens TÜV 19 ATEX 8435 X en
TÜV 22 UKEX 7076 X is de aansluiting van een evaluatie-
eenheid vereist. Dit geldt ook als alle relais verbonden
worden, aangezien tijdens een onderhoudsbeurt het foutrelais
niet wordt geactiveerd. In ieder geval moet de analoge
74
uitgang worden bewaakt, aangezien hierbij door een
elektriciteitsstroom tussen 0 mA en 3,5 mA een speciale
toestand zou kunnen worden aangegeven.
De instrumenten zijn ontworpen voor installatie op een
permanente locatie en zijn goedgekeurd voor gebruik in in Ex-
gebieden.
– De Polytron 5100 EC is een gecombineerd intrinsiek veilig
/ explosieveilig instrument voor continue detectie van
giftige gassen of zuurstof in de omgevingslucht.
– De Polytron 5200 CAT met katalytische DrägerSensor DQ
of LC is een explosieveilig instrument voor permanente
bewaking van ontvlambare gassen en dampen met
koolwaterstoffen en niet-koolwaterstoffen (bijv. waterstof
of ammoniak) in de omgevingslucht.
– De Polytron 5310 IR met infrarood sensor DrägerSensor
IR is een explosieveilig instrument voor continue detectie
van ontvlambare gassen en dampen met koolwaterstoffen
in de omgevingslucht.
– De Polytron 5700 IR met PIR 7000 is een explosieveilig
instrument voor continue detectie van ontvlambare
gassen en dampen met koolwaterstoffen in geschikte
omgeving.
– De Polytron 5720 IR met PIR 7200 is een explosieveilig
instrument voor continue detectie van kooldioxide in de
omgevingslucht.
3.4
Toelatingen
3.4.1 ATEX, UKEX, IECEx, UL, CSA
Een voorbeeld van een typeplaatje staat op de
uitvouwpagina. Tevens zit er een afdruk van het typeplaatje in
de verzendverpakking van het instrument.
3.4.2 Aanvullende informatie
Conformiteitsverklaringen: zie aanvullingsdocument 4544300
of www.draeger.com/product-certificates
Voor aanvullende informatie over de toelatingen: zie
aanvullingsdocument 4544300 en hoofdstuk 17.
4
De transmitter installeren
4.1
Explosieveilige (Ex d) installatie -
zonder Docking Station
4.1.1 Mechanische installatie
4.1.1.1 Algemene aanwijzingen voor de mechanische
installatie
– De lokale, provinciale en nationale bepalingen en
voorschriften voor de installatie van gasmeetsystemen
moeten strikt te worden nageleefd.
– De fysische eigenschappen van de te meten gassen of
dampen en de bijzonderheden van de betreffende
toepassing (bijv. mogelijke lekkage, luchtbewegingen/-
stromingen enz.) moeten in acht worden genomen.
– Met het toekomstige gebruik van accessoires en
onderhoudsapparatuur dient rekening te worden
gehouden.
Gebruiksaanwijzing
|
Dräger Polytron 5000 Series

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Polytron 5100Polytron 5200Polytron 5310Polytron 57 0 series