O
-sensortest
2
Om zuurstofsensoren (O
) op een correct nulpunt te testen,
2
mag er alleen stikstof (N
) worden gebruikt! Een test stelt de
2
sensor niet af. Neem contact op met Dräger of vervang de
sensor als het nulpunt niet correct is.
10.1 Vervangen van de sensor
WAARSCHUWING
Foutieve kalibratie
Foutieve kalibratie kan tot onnauwkeurige aflezingen leiden.
► U dient alle instellingen en parameters op juistheid te
controleren, indien de sensor is vervangen.
► Controleer de kalibratie om de juiste werking te verifiëren.
Functie SNR - LOCK
®
Polytron
5100 EC-specifiek:
Als er een sensor met een ander onderdeelnummer is
geïnstalleerd, wisselt de weergave heen en weer tussen SNR
en LOCK. Bij het bevestigen van de geïnstalleerde sensor
worden de fabrieksinstellingen van de sensor geladen.
®
Polytron
57x0 IR-specifiek:
Als er een afwijkend sensormodel is geïnstalleerd (334, 340
of CO
), wisselt de weergave heen en weer tussen SNR en
2
LOCK. Bij het overnemen worden de fabrieksinstellingen van
de sensor geladen.
Om een sensor te accepteren
● Tik op [OK] en houd dit vast
Het instrument telt vanaf 5 achteruit, om zich ervan te
vergewissen dat de sensor niet onbedoeld is
overgenomen.
®
10.1.1 Polytron
5100 EC
De sensor kan in het gevaarlijke, geclassificeerde gebied
worden vervangen zonder de voeding te onderbreken.
Sensor vervangen
Zie afbeelding C op de uitvouwpagina.
De sensor kan in principe op elk gewenst moment worden
vervangen.
1. Laat zo nodig het onderhoudssignaal voor de analoge
interface afgeven: roep het menu op. Het
onderhoudssignaal wordt dan automatisch afgegeven bij
de analoge interface.
2. Vervang de oude sensor door een nieuwe sensor:
a. Draai de schroefdraadpen (2) los.
b. Schroef de bajonetring (3) los.
c. Plaats de sensor (4) in de opening en draai deze totdat
deze in het gasmeetinstrument vastklikt. De
sensorstekker raakt daarbij niet beschadigd.
d. Borg de sensor met de bajonetring (3).
Gebruiksaanwijzing
|
Dräger Polytron 5000 Series
e. Draai de schroefdraadpen (2) vast totdat de
bajonetring niet meer los kan (verplicht voor
installaties in zone 22).
De inloopfase begint.
Het onderhoudssignaal op de 4-20mA-interface houdt
aan tot de sensor is ingelopen.
Maximale inlooptijd van een nieuwe sensor: zie
gebruiksaanwijzing van de sensor.
3. Indien nodig brengt u het met de sensor meegeleverde
etiket op het instrument aan. Hierdoor kunt u het type gas
van een afstand identificeren, zelfs als de stroom is
uitgevallen.
4. Controleer de afstelling. Stel zo nodig het instrument af
(zie "Kalibratie", pagina 81).
®
10.1.2 Polytron
5200 CAT, 5310 IR, 57x0 IR
Sensor vervangen
1. Laat zo nodig het onderhoudssignaal voor de analoge
interface afgeven: roep het menu op. Het
onderhoudssignaal wordt dan automatisch afgegeven bij
de analoge interface.
2. Maak de relaisdraden spanningsvrij bij instrumenten met
relais.
3. Schakel de elektrische voeding op het instrument uit of
declassificeer het gebied volgens de plaatselijke
regelgeving.
4. Draai de schroefdraadpen los en schroef het
behuizingsdeksel van het instrument.
5. Trek de PCB-eenheid naar buiten.
6. Draai de PCB-eenheid om en trek de sensorstekker eruit.
7. Schroef de sensor los.
8. Voer de draden van de nieuwe sensor door de
schroefdraadaansluiting in de behuizing.
WAARSCHUWING
Explosiegevaar!
De openingen op de behuizing moeten worden afgedicht om
ontsteking van gevaarlijke atmosferische lucht bij een
ontsteking in de behuizing te voorkomen.
► U dient vijf schroefdraadgangen te hebben gebruikt om de
explosieveiligheid te waarborgen.
9. Schroef de sensor erin en draai deze vast met het juiste
aanhaalmoment.
®
10. Polytron
5200 CAT-specifiek:
Draai de sensordraden in elkaar. Breng zo nodig een
kabelbinder aan om de kabels strak op elkaar te houden.
11. Steek de sensorstekker in de betreffende bus op de PCB-
eenheid.
Sensor
Transmitter
PIR 7x00
Polytron 57x0
IR
DQ-Sensor, LC-
Polytron 5200
Sensor
CAT
DSIR
Polytron 5310
IR
|
nl
Onderhoud
Afbeelding op de uit-
vouwpagina
G1
G2: met CAT aange-
duide bus
G2: met DSIR aange-
duide bus
87