Download Print deze pagina

Advertenties

Term
aansluiting
aansluitingsmodel
afwijkingstijd
Busoff
Complementair, twee kanalen
configuratie
DeviceNet-veiligheid
EPI
Equivalent, twee kanalen
één kanaal
multi-cast-aansluiting
open type
single-cast-aansluiting
Standaard
testpuls
TUNID
twee kanalen
UNID
veiligheidscontroller
(veiligheids-PLC)
veiligheidsgegevens
veiligheidshandtekening
veiligheidsketen
veiligheidsprotocol
vergrendelingstijd voor fouten
Definitie
Een logisch communicatiepad dat wordt gebruikt voor communicatie
tussen apparaten.
Interne gegevens in een apparaat die als één groep worden verzameld
voor externe toegang.
De periode tussen een wijziging in een van twee ingangen en de
wijziging in de andere ingang.
Status die zich voordoet wanneer het aantal fouten via een
communicatiekabel buitengewoon groot is. Er wordt een fout
gedetecteerd wanneer de teller van interne fouten een bepaalde
drempelwaarde overschrijdt. (De teller van interne fouten wordt gewist
wanneer de master wordt gestart of opnieuw wordt gestart.)
Instelling om te evalueren of twee logische statussen
complementair zijn.
De instellingen voor een apparaat en een netwerk.
Een veiligheidsnetwerk dat een veiligheidsprotocol toevoegt aan
DeviceNet om te voldoen aan maximaal SIL3 conform IEC61508,
en aan maximaal veiligheidsklasse 4 conform EN954-1.
Het interval van communicatie van veiligheidsgegevens tussen
veiligheidsmaster en veiligheidsslave.
Instelling om te evalueren of twee logische statussen equivalent zijn.
Slechts één ingang of uitgang als de ingang of uitgang gebruiken.
I/O-veiligheidscommunicatie in een 1:n-configuratie (n = 1 tot 15).
De open methode voor veiligheidsaansluiting. Een van drie types
wordt geselecteerd in de instellingen van een aansluiting op de
veiligheidsmaster.
I/O-veiligheidscommunicatie in 1:1-configuratie.
Een apparaat of apparaatfunctie waar geen veiligheidsmaatregelen op
worden toegepast.
Een signaal dat wordt gebruikt om externe bedrading te detecteren die
in contact komt met de voeding (positief) of om kortsluitingen tussen
signaallijnen onderling te detecteren.
De UNID van het lokale knooppunt. Gewoonlijk wordt de TUNID
ingesteld vanuit de Network Configurator.
Twee ingangen of uitgangen als ingang of uitgang gebruiken, zodat er
een reserve is.
Een ID om één apparaat in alle netwerkdomeinen op te geven.
Er worden waarden gebruikt die een combinatie van het netwerkadres
en het knooppuntadres vormen.
Een controller met een grote betrouwbaarheid die wordt gebruikt voor
veiligheidscontrole.
Gegevens met een grote betrouwbaarheid.
Een certificaat van de configuratiegegevens dat wordt verstrekt aan
een apparaat vanuit de Network Configurator. Het apparaat controleert
of de configuratiegegevens juist zijn door de veiligheidshandtekening te
gebruiken.
De logische keten om een veiligheidsfunctie te realiseren die bestaat
uit het ingangsapparaat (sensor), het regelapparaat (inclusief een
decentraal I/O-apparaat) en het uitvoerapparaat (bediening).
De communicatiehiërarchie die wordt toegevoegd om zeer
betrouwbare communicatie te realiseren.
De periode dat een foutstatus vergrendeld blijft (regelgegevens,
statusgegevens en LED-aanduidingen).

Woordenlijst

149

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Ne1a-scpu01