Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Vectoren Invoeren; Vectoren Invoeren In Het Stapelgeheugen - HP 50g Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor 50g:
Inhoudsopgave

Advertenties

k)⋅A. Optelling en aftrekking van vectoren kan worden gedefinieerd als A±B =
± B
± B
[A
, A
x
x
y
Er zijn twee definities van producten van fysieke vectoren, een scalair of intern
product (het scalaire product) en een vector of extern product (het vectoriële
product). Het scalaire product geeft een scalair-waarde, gedefinieerd als A•B
= |A||B|cos(θ), waarbij θ de hoek is tussen de twee vectoren. Het vectoriële
product geeft een vector A×B waarvan de grootte |A×B| = |A||B|sin(θ), en
de richting worden aangegeven door de zogenaamde rechtsregels (raadpleeg
een handboek over wiskunde, fysica of mechanica om deze bewerking grafisch
voorgesteld te zien). Vanuit Cartesisch oogpunt, A•B = A
A×B = [A
B
-A
y
z
z
worden afgeleid uit de definitie van het scalaire product als cos(θ) = A•B/
•e
|A||B|= e
A
is A•B = 0.

Vectoren invoeren

In de rekenmachine worden vectoren weergegeven als een opeenvolging van
nummers tussen haakjes en ze worden ingevoerd als rijvectoren. De haakjes
worden in de rekenmachine ingevoerd met de toetsencombinatie „Ô ,
behorende bij de toets *. Hierna volgen enkele voorbeelden van vectoren:
[3.5, 2.2, -1.3, 5.6, 2.3]
[1.5,-2.2]
[3,-1,2]
['t','t^2','SIN(t)']

Vectoren invoeren in het stapelgeheugen

Indien de rekenmachine ingesteld is in de ALG-modus, wordt een vector
ingevoerd in het stapelgeheugen tussen twee haakjes („Ô) met daarin de
componenten of elementen van de vector, onderling gescheiden door komma's
(‚í). De onderstaande beeldschermen geven de invoer aan van een
numerieke vector, gevolgd door een algebraïsche vector. De linkerafbeelding
toont de algebraïsche vector voordat op „ is gedrukt. De rechterafbeelding
geeft het beeldscherm weer nadat de algebraïsche vector is ingevoerd:
± B
, A
], waarbij B de vector B = [B
y
z
y
B
,A
B
-A
B
,A
y
z
x
x
z
x
. Als twee vectoren A en B elkaar kruisen (θ = 90
B
B
-A
B
]. De hoek tussen twee vectoren kan
y
y
x
Een algemene lijnvector
Een 2-D vector
Een 3-D vector
Een algebraïsche vector
, B
, B
] is.
x
y
z
B
+A
B
+A
x
x
y
y
z
0
= π/2
B
en
z
rad
)
Blz. 9-2

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave