Voor het beeindigen van het uitwissen van variabelen Druk op ` om het
verwijderen van variabelen te voltooien. Het beeldscherm toont nu de overige
variabelen:
Via de functie PURGE in het stapelgeheugen in de RPN-modus
U staat weer in de subdirectory {HOME MANS INTRO} dat de variabelen p1,
α
z1, Q, R, en
bevat. U gebruikt het commando PURGE om de variabele p1 te
verwijderen. Druk op ³@@p1@@ ` I @PURGE@. Het beeldscherm geeft nu de
verwijderde variabele p1:
U moet een lijst aanmaken (in de RPN-modus om gelijktijdig twee variabelen te
verwijderen, bijvoorbeeld R en Q. De elementen van de lijst hoeven niet
gescheiden te worden met komma's zoals bij de Algebraïsche modus): J
„ä³ @@@R!@@ ™ ³ @@@Q!@@ `. Druk vervolgens op I@PURGE@ om de
variabelen te verwijderen.
De functies UNDO en CMD
De functies UNDO en CMD zijn handig om recente commando's te
achterhalen of een bewerking ongedaan te maken als er een fout is gemaakt.
Deze functies zijn verbonden met de toets HIST. UNDO wordt uitgevoerd met
de toetsencombinatie ‚¯, terwijl CMD wordt uitgevoerd met „®.
Om het gebruik van UNDO te verduidelijken, kunt u de volgende oefening in
de algebraïsche (ALG) modus proberen: 5*4/3`. Het
commando UNDO (‚¯) verwijdert gewoon het resultaat. Dezelfde
oefening in de RPN-modus wordt uitgevoerd met de volgende
toetsencombinatie: 5`4`*3`/. Met ‚¯ wordt de
meest recente bewerking (20/3) ongedaan gemaakt en zet de oorspronkelijke
termen terug in het stapelgeheugen:
Blz. 2-64