Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Grafiek Van De Exponentiële Functie - HP 50g Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor 50g:
Inhoudsopgave

Advertenties

onder in het scherm weergegeven. Controleer of Y:1.00E0, X:2.72E0. Dit is het
punt (e,1), omdat ln(e) = 1. Druk op L voor het grafiekmenu.
Als we dan nu op @) F CN @ROOT drukken, krijgen we het snijpunt van de curve met
de x-as. De rekenmachine geeft de waarde
0. Druk op LL@) P ICT @CANCL om terug te keren naar PLOT WINDOW –
FUNCTION. Druk op ` om terug te keren naar het normale beeldscherm van
de rekenmachine. U ziet dat de wortel die in de grafiekomgeving werd
gevonden naar het stapelgeheugen van de rekenmachine werd gekopieerd.
Opmerkingen: als u op J drukt, geeft de variabelenlijst de nieuwe
waarden @@@X@@ en @@Y1@@. Druk op ‚@@Y1@@ om de inhoud van deze variabele te
bekijken. Het programma <<
programma dat geactiveerd kan worden met de functie 'Y1(X) = LN(X)' door
de toetsen „àin te drukken. Dit gebeurt eigenlijk als u een functie
toevoegt @@ADD@! aan het venster PLOT – FUNCTION (het venster dat verschijnt
als u drukt op
gedefinieerd en toegevoegd aan uw variabelenlijst.
Druk daarna op ‚@@@X@@@ om de inhoud van deze variabele te bekijken. De
waarde 10.275 wordt in het stapelgeheugen geplaatst. Deze waarde wordt
bepaald door uw selectie van het horizontale weergavenbereik. We hebben
een bereik tussen -1 en 10 geselecteerd voor X. Voor de grafiek genereert de
rekenmachine waarden tussen de bereikgrenzen door een constante toename
te gebruiken en de gegenereerde waarden een voor een op te slaan in de
variabele @@@X@@@ als de grafiek wordt getekend. Voor het horizontale bereik (–
1.10) lijkt de gebruikte stapgrootte 0.275 te zijn. Als de waarde X groter dan
de maximale waarde in het bereik wordt (in dit geval als X = 10.275), dan
wordt het tekenen van de grafiek onderbroken. De laatste waarde van X voor
de betreffende grafiek wordt in variabele X bewaard. Wis X en Y1 voordat u
verder gaat.
Grafiek van de exponentiële functie
Activeer eerst de functie exp(X) door in de RPN-modus tegelijkertijd de toets
links-shift „ en de toets ñ (V) in te drukken in het venster PLOT-
FUNCTION te komen. Druk op @@DEL@@ om de functie LN(X) te verwijderen als u
Y1 niet heeft verwijderd, zoals we in de vorige opmerking voorstelden. Druk op
@@ADD@! en voer „¸~x` in om EXP(X) in te voeren en ga terug naar
het venster PLOT-FUNCTION. Druk op L@@@OK@@@ om naar het normale
beeldscherm van de rekenmachine terug te keren.
X 'LN(X)' >> verschijnt, dat u herkent als het
ñ, tegelijkertijd in de RPN-modus), dus de functie wordt
, ter bevestiging dat ln(1) =
Root: 1
Blz. 12-10

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave