Sla het opnieuw op in de variabele FUNCa en voer het programma opnieuw
uit met a = 2. Dit keer is het resultaat 11, d.w.z. 2*2
Invoerstring voor twee of drie invoerwaarden
In deze paragraaf maken we een subdirectory aan in de HOME directory die
voorbeelden van invoerstrings bevat voor één, twee en drie waarden van
invoergegevens. Dit zullen generieke invoerstrings zijn die kunnen worden
opgenomen in elk toekomstig programma, als men telkens de variabelennamen
verandert volgens de behoeften van elk programma.
Laten we beginnen met het maken van een subdirectory met de naam PTRICKS
(Programming TRICKS) die de programmafragmenten bevat die we later
kunnen lenen in ingewikkeldere programmeeroefeningen. Om de subdirectory
te maken, zomoet u in de HOME directory staan. Gebruik in de HOME
directory de volgende toetsen om de subdirectory PTRICKS aan te maken:
³~~ptricks`
„°@) @ MEM@@ @) @ DIR@@ @CRDIR
J
Een programma kan meer dan 3 invoerwaarden hebben. Wanneer we gebruik
maken van invoerstrings willen we het aantal invoerwaarden beperken tot 5
tegelijk om de simpele reden dat er over het algemeen slechts 7 niveaus van
het stapelgeheuigen zichtbaar zijn. Als we niveau 7 van het stapelgehegen
gebruiken om de invoerstring een titel te geven en niveau 6 van het
stapelgeheugen leeg laten zodat het scherm makkelijker af te lezen is, hebben
we enkel niveaus 1 tot 5 van het stapelgeheugen om invoervariabelen te
definiëren.
Programma voor een invoerstring met twee invoerwaarden
Het programma voor een invoerstring met twee invoerwaarden, laten we
zeggen a en b, ziet er als volgt uit:
"Enter a and b: " {" :a: :b: " {2 0} V } INPUT OBJ→
«
2
+3 = 11.
Voert de directorynaam 'PTRICKS' in
Maakt de directory
Roept de lijst van variabelen
opnieuw op
»
Blz. 21-26